Donker denken / mens genoeg?

Poëzie en mijmeringen van Linde Moreel.


Donker denken

Het is donker
Ben ik bang?
Weet ik niets meer?
Bestaat mijn leven nog?
Ben ik er nog?

Mijn lakens vertellen me weinig
Ik woel mijn heupen vast
Niets lijkt nog te zijn
Geen ontbijt straks,
Geen weekends, noch werkdagen
Geen plicht, noch recht
Het is donkerstil
Mogelijk nooit nog licht

Wat als mijn denken stopt?
Wat als het leven me verlaat?
Het einde me halen komt?
De tijd niet langer bestaat?
Waaraan houd ik me dan vast?
Me werkelijk vast?
Kan ik wel beschikken?
Heb ik dat lichtpunt?

 

Of ben ik zelf licht
en houd ik me vast
Aan mezelf?
Is het leven donkerstil?
Verlies ik door vasthouden?
Laat ik beter los?
Mijn klamme lakens los?
Me woelig vast aan niets?

Of leef ik beter in donkerte
Als dat moet meer tussen lakens
Voor meer dagen zonder licht
Trouw aan mezelf dan
Met mezelf als houvast

Ik hou me stil, donkerstil
Zeg het me nu maar
Ik ben klaar voor meer mij
Meer bestaan als het mag
Is straks de ochtend er nog?


Linde Moreel


  MENS GENOEG?

Eens ik me over het schrijfonderwerp van deze Gazet boog, klopte ik voor het werven van indrukken algauw bij mezelf. De vraag of ik in mijn lieve lijf enig houvast herkende, leek mij interessant genoeg. Grofweg kon ik namelijk stellen dat ik me aan tak en twijg vasthield.

Mijn huis, werk, de dag en week, die vriendin, een boek , mijn lief lijken heel erg op vaststaande zaken waaraan ik me gulzig vergrijp. Het benoembare manifesteert zich inderdaad dagelijks en toont me dat ik in leven ben. Ik pak vast, communiceer, houd rekening met, verbruik en gebruik. Ik ben, dus, ik houd vast. Ik ben in beweging.

Breekt glas, of tas, ligt iets of iemand me duidelijk niet meer, dan laat ik vlijtig los. Ik ruim op en voel me licht. Ik herschik me. Iets nieuws dient zich aan. Ik geraak opnieuw verknocht, want ik ben nog steeds. Onbewust bewust houd ik weer vast. Iets is of wordt belangrijk. Er ontstaan drempels en keuzes. Elk vooruitzicht, ieder gevolg wordt mijn leidraad bij het schikken en herschikken. Tot ik goedkeur. Ik vraag me af. Is dit dé weg? Er lijkt meer.

Ook aan verlangen houd ik me gaarne vast. Ik wil en wens, want ik voel. Ik weet. Vaak wordt mijn wil geen weg en verlangen nooit die realiteit. Ik word uitgedaagd. Moeilijk definieerbare takken slaan me, keren me om en stemmen me tot nadenken. Ik beleef. Vreugde krijgt een kans, liefde, twijfel, balen evenzeer. Desondanks hou ik me vast aan nog meer verlangen. Ik weet best beter. Mogelijk maak ik een fout. Ik betwijfel. Wie creëert?

Creëer ik mezelf, mijn leven? Kleurt die ander het, dat ander me? Of bespeel ik mee zodat ik kan vasthouden? Durf ik wel los te laten? In de antwoorden vind ik moeilijk rust. Elk houvast houdt me ogen schijnlijk vast. In eenzelfde adem behap ik het waarom. Het ongekende lief ik namelijk niet. Ik verstop me liever voor verwikkeling.

Ernaast kijk ik te veel om én naar die ander. Wat heeft zij, wat durft hij, wat zeggen ze? Edoch, niet daar schijnt mijn eigen licht. Ik ben dat unieke wezen en ik krijg elke keer weer het alleenrecht om te leven naar wie ik zelf ben, naar wat me toekomt. Ik kan elke ongekende vrucht in dat vreemde jasje proeven, vanuit mijn eigen volle glorie, los van eenieder of eender welke voortzetting. Het lijkt op durven vertrouwen.

Misschien laat ik beter los zodat datgene wat me toekomt, komen kan. Ik besef, want ik leef. Wil ik nog vasthouden, nu ik het weet? Mijn huis staat er nog, De Gazet verschijnt weer, de maan priemt, straks neem ik vakantie. Ik ben er, en jij en hij. Het voelt als een uitnodiging. Edoch, als ik aan niets meer vasthoud, ben ik dan nog? Nog mens genoeg?

Linde Moreel