GEZOND ETEN IN EEN SNOEPWINKEL
Dirk Holemans over de noodzakelijke omslag naar een samenleving waar zorg voor elkaar en onze natuurlijke leefomgeving de nieuwe leidraad wordt.
+++
In onze voorstelling Ne Kersentuin trachten we een lans te breken voor een samenleving waar zorg voor elkaar en onze natuurlijke leefomgeving de nieuwe leidraad wordt. Buiten de muren van het theater is het precies dat ideaal waar Dirk Holemans zich al een leven lang voor inzet.
Holemans doorzwom al vele wateren, maar het sociaalecologische tijdschrift Oikos en de gelijknamige denktank zijn zowel zijn geesteskinderen als de rode draad in zijn doen en laten.
Holemans: “Onze analyse is dat we met een economie zitten die mens en planeet uitbuit. Er wordt voor een kleine groep waarde gecreëerd ten koste van andere groepen, zowel hier als in het Globale Zuiden, én ten koste van de natuur, die het fundament is onder ons leven. Met Oikos gaan we op zoek naar mensen en ideeën voor een positief alternatief. De eerste die we ooit uitnodigden was Tim Jackson. Hij is de auteur van het boek Welvaart zonder groei, een zoektocht naar een goed leven voor alle mensen binnen de planetaire grenzen. Wat toen in 2010 nog iets leek voor de verre toekomst, is momenteel actueler dan ooit. De klimaatontwrichting laat zich dagelijks wel ergens voelen en treft de meest kwetsbaren, hier en elders.”
Is een verschil met toen ook dat niemand dit nog in twijfel trekt?
“Alle wetenschappelijke rapporten hebben geen enkele terughoudendheid meer: de komende jaren moéten er ‘transformatieve’ veranderingen gebeuren. Dat zijn veranderingen die veel verder gaan dan de huidige economie wat vergroenen, zoals we nu doen. Ik zou wensen dat deze consensus ook al is aanvaard in het publieke debat en de politiek. Maar als je onze premier hoort zeggen dat we wel klimaatbeleid gaan voeren maar dat we voor het natuurbeschermbeleid op de pauzeknop moeten duwen, dan besef je dat hij er niets van begrepen heeft. Want de helft van de uitstoot van CO2 wordt terug opgenomen door de natuur, door zeeën en bossen. Als we die verder beschadigen, kunnen we ook geen klimaatbeleid meer voeren. Wetenschappers spreken van ‘klimaatvertragers’. Ze ontkennen de klimaatontwrichting niet meer, maar zoeken hun heil bij technologische oplossingen ver in de toekomst die vaak alleen op papier bestaan, zoals ‘een nieuwe generatie kernreactoren’. Ze doen dat omdat ze zo vandaag geen moeilijke beslissingen moeten nemen. Een plan maken tegen 2050 is makkelijk hé, iedereen zal erover eens zijn. Doelstellingen voor 2030, dat is al veel moeilijker. En nú de maatregelen nemen die ons op het pad zetten richting die doelstellingen, dat lijkt al helemaal onmogelijk in het huidig maatschappelijk debat. Van alle doelstellingen die op de mondiale biodiversiteitstop van tien jaar geleden zijn vastgelegd, is er geen enkele gehaald. Geen enkele. En sinds het eerste klimaatakkoord van Kyoto in 1990 is de uitstoot elk jaar gestegen. We stoten jaarlijks 60% meer broeikasgassen uit dan toen. Dat is de harde conclusie.”
Je vraagt je af waar de voorbije vijftig jaar, sinds het ophefmakende rapport Grenzen aan de groei van de Club van Rome uit 1972, aan verloren zijn gegaan?
“De jaren 1970 waren jaren van bewustwording, van de oprichting van actiecomités en de opkomst van de milieubeweging. In de jaren 1980 zag je de verdere groei van het milieubewustzijn. De ergste vervuiling wordt aangepakt, er komt in vele landen milieuwetgeving en het concept ‘duurzame ontwikkeling’ vindt ingang. Dat waren allemaal positieve evoluties. Voor mij zijn er twee zaken die ervoor hebben gezorgd dat die zich niet hebben doorgezet. Eerst was er de opkomst van neoliberale denken in de jaren ’80. Tot dan was de consensus dat de overheid de economie moet aansturen en dat publieke diensten centraal moeten staan. Daarop was de welvaartsstaat gebouwd. Maar ineens werd de overheid het probleem en zou de markt de maatschappelijke uitdagingen oplossen. Langzaam sijpelde dat denken ook de milieudiscussie binnen. Zo gingen we de uitstoot van broeikasgassen niet langer regelen via wetgeving maar via een marktsysteem, het Europees Emissiehandelssysteem, waar het recht om uit te stoten wordt verhandeld. Wie veel geld heeft kan uitstootrechten opkopen en zo verder uitstoten. Het is het principe van de vervuiler die betaalt, maar in de neoliberale versie: de betaler mag vervuilen. Daarnaast heeft 9/11 de focus verlegd van zorg voor ecologie naar wereldwijde veiligheid en geopolitieke militarisering. Terrorisme was de nieuwe nummer één die moest bestreden worden, de rest werd bijzaak, zoals Naomi Klein heel goed heeft beschreven. Sindsdien is ook het mooie idee van duurzame ontwikkeling teruggebracht tot het ‘groene groeidenken’. Groene groeidenkers zeggen, je kan blijven groeien en toch je impact op de planeet verminderen. Door bijvoorbeeld met minder energie elektische auto’s te maken die zelf ook niets meer uitstoten.”
Dat moet gebeuren toch?
“Dat lijkt logisch. Maar dat werkt niet in een kapitalistische economie. Want als je minder energie nodig hebt om auto’s te maken, wordt die auto goedkoper. Dus ga je er meer van kunnen verkopen, dus ga je er meer van willen produceren. Wat je aan de ene kant wint, ben je aan de andere kant weer kwijt. Dat is wat William Jevons in 1865 al heeft beschreven als het ‘reboundeffect’, het boomerang-effect. Bovendien heb je gigantisch veel grondstoffen nodig om al die auto’s en batterijen te maken. Door die op te delven vernietigen we cruciale ecosystemen. Mochten we alle auto’s die er nu rijden vervangen door elektrische auto’s, dan vervangen we de klimaatontwrichting door een biodiversiteitscatastrofe. Dat wil niet zeggen dat we geen elektrische auto’s moeten produceren, of huizen isoleren. Maar we moeten beseffen dat het er niet toe zal leiden dat de globale impact voldoende vermindert. Blijven denken in termen van groei is een heilloos pad.”
Is het alternatief dan geen of minder groei? Of ‘degrowth’ zoals dat nu heet?
“Ik spreek liever van om-groei. Laat ons spreken over ‘sufficiëntie’ in plaats van ‘efficiëntie’. Van het Franse ‘ça suffit’; ‘het is genoeg’, ‘dat volstaat’. We moeten naar de basisvraag: wat hebben we echt nodig? Mensen moeten op hun werk geraken, ze moeten vrienden kunnen zien. Ze hebben dus mobiliteit nodig, wat iets anders is dan elk een auto. Waarom zou een autobedrijf zich niet kunnen heruitvinden en mobiliteit aanbieden in plaats van auto’s, waarbij het samen met steden en dorpen op het platteland deelsystemen opzet? Denk aan de gereedschapsbibliotheken die je al op veel plekken vindt en waar mensen zoals in een boekenbib gereedschap kunnen ontlenen. Bijna iedereen heeft wel aangekocht gereedschap dat ze maar een keer per jaar gebruiken. Dat is niet alleen dwaas, maar ook weggesmeten geld. Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen heeft een heel mooi project, Papillon. Samen met producent Bosch worden heel energiezuinige wasmachines verhuurd aan mensen met een laag inkomen. Want mensen moeten hun kleren kunnen wassen, maar daarom hoeft niet iedereen zich een dure wasmachine aan te schaffen. De fabrikant blijft eigenaar, staat in voor het onderhoud en geeft de garantie dat alles tien jaar meegaat. Zo combineer je ecologische en sociale doelstellingen. Dat zijn de projecten die we nodig hebben, en die we moeten opschalen. Want als je zelf minder spullen moet kopen dan heb je minder geld nodig. Dan kunnen we de werkweek inkorten en het werk herverdelen. En als we massaal huizen isoleren betekent dat een gigantische jobcreatie, ook voor technisch geschoolden. Dan krijg je toch een heel positief verhaal? Maar daarvoor hebben we nood aan moedige politici die duurzame levensstijlen mogelijk maken, samen met het middenveld. De kernboodschap is dat een beleid van omgroei vooral de levenskwaliteit van mensen die het nu moeilijk hebben, zal verbeteren. Beter openbaar vervoer komt bijvoorbeeld vooral mensen ten goede die zich geen auto kunnen permitteren. Dat moeten we veel beter in de verf zetten en uitdragen.”
Naast de overheid en de markt spelen ook wij burgers een grote rol in het transitieverhaal?
“Zeker. We vergeten dikwijls dat er naast de staat en de markt een derde manier is om zaken te organiseren in de samenleving: burgers die gemeenschappelijk dingen doen. We noemen dat ‘commons’. Het is misschien wel de oudste manier waarop mensen zich organiseren en evengoed een vorm van delen. Zo heb je in Zwitserland al eeuwenlang gemeenschappelijke zomerweiden in de Alpen. De regel is dat boeren er alleen maar koeien mogen laten grazen die ze in de winter in hun stal hebben. Zo verhinderen ze dat boeren in de lente veel koeien kopen, ze zich dik laten eten om ze in de herfst te slachten. Het is een mooi voorbeeld van hoe een gemeenschap afspraken maakt om samen zorg te dragen voor een gemeenschappelijk goed. Een mooi voorbeeld van een ‘common’ bij ons is Ecopower, een van onze bekendste energieburgercoöperaties. Die produceert de energie die ze verkoopt grotendeels zelf. Daardoor kan ze een stabiele prijs garanderen. Haar verbruikers betaalden in 2022 550 euro minder voor hun energie dan de gemiddelde Belg en de stroom is gegarandeerd groen. Bovendien informeert Ecopower haar coöperanten actief om zo zuinig mogelijk te zijn, wat ook gebeurt: ze verbruiken de helft zoveel energie als de gemiddelde Belg. Zo voorkomen ze het rebound-effect waarover we spraken. Ze kunnen dat doen omdat ze niet moeten groeien en geen rekenschap moeten afleggen aan investeerders op de beurs. Ethische coöperaties als deze kunnen een belangrijke rol spelen in de transitie die nodig is.”
Hoe overtuigen we mensen om massaal in zo’n deelsystemen te stappen?
“De realiteit is helaas dat onze samenleving vooral onduurzaam gedrag stimuleert. Ik zag deze week in het centraal station van Brussel reclame voor een auto. In de krant zie ik reclame voor vliegvakanties. Op straat een bord dat een smartphone aanbiedt voor 1 euro. Met een boutade zeg ik, je kan niet gezond eten in een snoepwinkel. Het heeft totaal geen zin om het probleem te individualiseren. We moeten massief investeren in het opbouwen van die alternatieve, collectieve structuren. Bijvoorbeeld. Huizen isoleren wijk per wijk, straat per straat. Laat ons die projecten ook aanpakken als projecten van sociale samenhang. Want samen dingen doen zorgt voor een warme samenleving die ik met een Franse term ‘convivialité’ zou noemen, ‘het plezier van goed samenleven’. Samen een toekomst opbouwen kan een mooie invulling zijn voor de leegte die de vroegere zingevende kaders zoals religie of oude familiestructuren hebben achtergelaten.”
Het grote knelpunt om de omslag te maken is ons gebrek aan verbeelding zegt u.
“In zijn boek Te groot om ons voor te stellen schrijft Amitav Ghosh dat we niet in staat zijn ons te verbeelden hoe slecht de dingen gaan worden – een waterbom op Antwerpen, dat gaat niet gebeuren, dat is alleen in Pakistan. Terwijl het zich gewoon morgen kan voordoen. Maar ook dat we ons geen samenleving kunnen voorstellen waarin we een beter leven hebben binnen de grenzen van de planeet. De klimaatcrisis is daarom ook een crisis van de verbeelding.”
Waarom kunnen we dat niet?
“Ghosh analyseerde de grote romans uit onze West-Europese samenleving. Hij kwam tot de vaststelling dat het meestal persoonlijke ontwikkelingsromans zijn die draaien om een paar mensen die dingen meemaken en waarbij de omgeving en de natuur maar de achtergrond zijn. Dat is het wereldbeeld van de moderne mens: de natuur is maar decor, en met een decor kan je doen wat je wil – zoals in het theater. Ghosh geeft het voorbeeld van de havens die tot in de 17de eeuw nooit aan de zee lagen. Mensen wisten immers dat je de zee niet kan temmen. Met het ontstaan van het Britse Imperium in een zich ontwikkelend kapitalisme vond men het efficiënter om havens aan de zee te hebben. Wel, het zijn net die grote zeehavens die nu het meest bedreigd worden door de stijging van de zeespiegel. De les is dat je de natuur niet kan controleren. Ze is niet puur decor. Ze is een actieve actor en niet de achtergrond van ons menselijk theater.”
Dat wij onszelf niet meer kunnen inbeelden als een deel van de natuur speelt ons parten om tot oplossingen te komen voor het klimaatprobleem?
“Dat is de kern. Wij zijn deel van de natuur, wie de natuur beschadigt, beschadigt de mens. Dat is de omslag in ons denken die we moeten maken. Ik noem dat verlichting 2.0 – een humanisme dat de mens denkt in zijn relatie tot de andere levensvormen met wie hij leeft. Kunst en cultuur kunnen ons helpen met nieuwe vormen van verbeelding die de mens tonen als onderdeel van die levende natuur.”
Is de Europese natuurherstelwet en bij uitbreiding de Green Deal een stap in de goede richting?
“De Green Deal duwt Europa in de richting van een meer ecologische economie. Maar eigenlijk heb je een radicale versie van de Green Deal nodig.”
Daar is er geen meerderheid voor, terwijl jullie veel belang hechten aan een democratisch draagvlak voor klimaatbeleid.
“Op elk onderdeel van de Green Deal is er wel weerstand. Sommige politieke partijen verdedigen vooral de belangen van bepaalde industriële sectoren zoals de agrobusiness, multinationale bedrijven besteden gigantische veel geld om te lobbyen. Maar ik ben ervan overtuigd dat we naar een rijker leven kunnen gaan als we met zijn allen het gesprek aangaan over wat dat is. Als je aan mensen vraagt welke zaken zin geven aan hun leven, wordt de top vijf niet gekozen uit wat de reclame aanbiedt. Telkens blijkt dat minder werken en meer voor je naasten zorgen daar wél bij zijn.”
Denkt u dat er op een moment een meerderheid zal kiezen voor de verandering die nodig is?
“Ik weet het niet. Democratie heeft geen garanties. Maar als de sociale en ecologische beweging erin slaagt zich te verbinden met elkaar en met nieuwe emancipatorische bewegingen als Black Lives Matter, kan er terug een sterke veranderingskracht ontstaan. Die dwong in de vorige eeuw de sociale welvaartsstaat af, nu moeten we vechten voor een ecologische welzijnssamenleving.”
Staat de noodzakelijke verandering niet op gespannen voet met de democratie? De tijd dringt.
“Ik snap het dilemma. Maar voor mij is de kern van het ecologisch denken de zoektocht naar het goede leven, en daar hoort leven in een democratie bij. De dictaturen die ik ken doen het trouwens niet beter op klimaatvlak.”
U heeft nog hoop?
“Het meest eerlijke beeld is dat we langzaam de ravijn inschuiven. Maar laat ons ons proberen vast te houden aan alles wat we kunnen, om daarna weer naar boven te kruipen. Als thema voor het jaarlijks evenement Ecopolis dat we mee organiseren, kozen we voor ‘Hoop is actie’. Want het is moeilijk om gewoon hoopvol te zijn als je huis in brand staat. Je kan alleen hoopvol zijn als je ook volle bak dingen doét.”
www.oikos.be
Ecopolis vindt plaats op 30 september in Kortrijk.
Op 13 oktober opent in de Rijkswachtstraat de gloednieuwe Deelfabriek van de stad.
interview Joon Bilcke