Het mooiste geschenk
Edelstenen zijn het niet, weet Tirne Saint-Ghislain.
De maanden juni en juli brengen veel verjaardagen van naasten met zich mee en dus is het weer tijd voor cadeaus. Mijn besluit staat vast: dit jaar geef ik hen het mooiste geschenk ter wereld. Er staat me een lange reis te wachten – maar niet iedere reis brengt ons ver van huis. De geest en het lichaam zijn nu eenmaal niet altijd op één en dezelfde plek aanwezig.
Met m’n botten aan en m’n veters gestrikt laat ik dat aardse lichaam achter me. Voor mij torent de berg die zo ver van ons bed ligt en desondanks zoveel dichter staat dan we denken. Bovenaan de top, verscholen in de wolken, woont de koning van het onbekende – voor ons allen echter een bekende. “Wat is het mooiste geschenk ter wereld?” vraag ik hem. “Luistert, en u zult vinden!” klinkt zijn enige antwoord.
Ik vind m’n lichaam terug aan het thuisfront: een terras waar men van alle kleuren en geuren iemand kan vinden. Velen hebben al eens misère gekend, en durven dat ook toegeven. Ik stel hen de vraag en vele antwoorden weerklinken; “Een handgeschreven gedicht”, “Een dag samen uit”, “Ne kaart mé vufentwintig euro”. In een hoekje, roerend met de lepel in een kopje lauwe thee, zegt een al te vaak vergeten oude man met een glimlach, “Een boeket bloemen.”
Neen, in het bekende zal ik mijn antwoord niet vinden. Nu later vind ik voor me een man met kort haar en een strak wit hemd. “Een dure, unieke ring”, zegt hij. “Zorg dat ze zich speciaal kunnen voelen.” Zich beter kunnen voelen dan anderen, maar dat zegt hij dan niet.
Zijn geest neemt me mee naar zijn schoonste strand waar hij met een stok lijnen trekt in het zand. “Ooit was het hier beter”, legt hij me uit. Nu moet dat schone strand opgedeeld worden, tussen degenen die ervoor zorgen en niet. Na enige vragen trekt hij ook tussen mij en hem een lijn. Achter hem zie ik nog iemand lijnen trekken. Ik laat het strand achter me en kijk de man om. Hij blijft echter zoeken naar het deel waar hij zelf thuishoort. Morgen is het vloed en wast de zee alle onze lijnen terug weg.
Wat is het mooiste geschenk? Edelstenen zijn het niet. Plots vind ik mezelf terug op de bus. Ook hier luister ik aandachtig. De mensen zijn dan wel stil, maar hun geesten spreken luidop; “Rust, al is het maar even”, “Minder politiek gezever”, “Een dak boven m’ne kop” klinkt het. Thuis vind ik in deel 214 van Suske en Wiske het antwoord van Paul Geerts: “Een witte sjaal, het symbool van de overwinning van de naastenliefde over het kwaad van de tyrannie”. Een reus ‘Hanoeman’ om te verslaan blijft me echter zoek. Ik vind enkel méér Suskes, Wiskes, Sidonia’s, en Lambikken.
Duizend antwoorden versmelten in elkaar en vormen een vinger die me de weg wijst naar een oud en versleten huis. Hier zoeken we allen een plek uit de regen. Het dak staat wel scheef en de muren krom. Met te veel voeten over de vloer stort het huis misschien in dus wordt er naar de deur gewezen. Maar in een huis dat zegt “Hier is géén plaats voor u” is niemand thuis. Ik kijk naar waar de goden der vernieling ooit raasden met wind en zee en bommen. Zelfs na het einde van de wereld bouwden we hier opnieuw ons huis.
Mijn reis komt ten einde en ik keer terug naar de koning van het onbekende. “Wat is het mooiste geschenk ter wereld?” vraagt hij me. “Een thuis, kalm en weg van de zorgen”, denk ik hardop. “Welnu, hoe denkt u daaraan te beginnen?” vraagt de heer mij met een lach. Ik zucht. Er is zeker werk aan de winkel. Mijn antwoord volgt: “Misschien toch best met een boeket bloemen.”
Tirne Saint-Ghislain