ALSTUBLIEFT MEVROUW, GRAAG GEDAAN!
Voor Dominique Vergote kwam Ne Kersentuin plots erg dichtbij.
+++
Bij de voorstelling Ne Kersentuin werd mijn aandacht in het bijzonder getrokken door Firs en Els, de butler en de meid, die als een rode draad doorheen het verhaal ten tonele verschijnen en nu en dan voor een luchtige of gevoelige noot zorgen of er ten gepaste tijde een weldoordachte overschouwing tussengooien. De twee personages fascineerden mij, zeer zeker door hun spel, maar evengoed door de karakters die ze neerzetten. De rustigheid enerzijds, de vrolijkheid anderzijds, de loyaliteit en de spontaneïteit, hun beider bekommernis. Intussen merk je als publiek hoe hun kwetsbaarheden er her en der doorheen schemeren, weliswaar zonder er al te veel ruchtbaarheid aan te geven. Moeilijkheden worden in stilte gedragen. Terwijl staan ze als vanzelfsprekend paraat voor de familie.
Ver van mijn bed
Ach, theater, een ver-van-mijn-bed-show? Helemaal niet… want de week erna kwam ik oog in oog te staan met het personage van Els, dat zowaar mijn eigenste leefwereld binnenwandelde. Ja, echt!
Wij horen bij die mensen die zich wekelijks een huishoudhulpkunnen permitteren. Op donderdagvoormiddag komt Dolores, want zo heet ze, bij ons over de vloer om huishoudelijke karweien te vervullen. Die dag realiseerde ik mij voor het eerst de gelijkenistussen het verhaal van Ne Kersentuin en mijn eigen situatie.
Dolores is, net als Els, een enthousiaste vrouw, een veertiger. Iedere donderdag even voor half negen hoor ik een sleutel in het slot draaien, de voordeur die opengaat en Dolores die binnenstapt. Vervolgens gluurt ze de woonkamer in en roept vrolijk ‘Dag mevrouw!’. (Ondanks de herhaalde pogingen om haarmijn naam te laten zeggen, weigert ze pertinent. Ze blijft liever‘mevrouw’ zeggen. Intussen ben ik het zo gewoon.) Haar vrolijke groet tovert bij mij spontaan een glimlach op de mond. Meteen daarna trekt ze haar jas uit, knoopt haar werkschoenen aan en komt gezwind naar mij toe met de steevaste vraag: ‘Hoe is ’t mevrouw? Alles goed? Hoe ziet jouw dag eruit, en hoe was de week? Waar is uw man?’ Daarna volgt het relaas van haar ochtendtrip op weg naar ons. Meestal vond ze het koud onderweg. Of ze koffie of iets anders drinkt, vraag ik intussen niet meer. Het is duidelijk dat ze ’s morgens niets wil. Ze zorgt liever voorhaar eigen drank. ‘Nee mevrouw, ik heb alles bij me!’
Terwijl we praten begint ze op te ruimen, ze is een bezige bij. Intussen kabbelt onze babbel gezellig verder. Ik word er vrolijk van. De anekdotes van de vorige week, de eventuele zorgen, wat liep er moeilijk, wat was er op het nieuws (reken daarbij zekerde voetbal, want daarvan is ze een grote fan) – wat zich maar aandient. Hierbij maken we gebruik van een eigen taaltje, een Nederlands dialect gecombineerd met Engels. Een onder-ons-taaltje, soms grappig, soms een zoeken hoe het uit te leggen. Maar we begrijpen elkaar. Dolores brengt, net als Els, het zonnetje in ons huis. En ook de oprechte bekommernis en de zorg herken ik. ‘Mevrouw, ik ga vandaag de ramen poetsen in je slaapkamer, want langs buiten zijn ze heel vuil’, of ‘Vandaag neem ik de badkamerkastjes eens grondig mee, dat is al lang niet meer gebeurd’. ‘Mevrouw, ik heb je slaapkamertapijtjes aan de wasmachine gelegd want ze moeten eens gewassen worden’, enz. Altijd heeft ze in haar hoofd een programma waaraan ze extra aandacht wil besteden. En haar betrokkenheid betreft niet alleen het materiële. Door de jaren heen kwam ook onze gezondheid en het welzijn op ons werk ter sprake. Onze mannen blijken eveneens een vruchtbare bron voor interessante gespreksstof. Vrouwen onder elkaar. En steeds weer die deugddoende opgewektheid en zorg die ze daarbij uitstraalt.
Over rozen
Hoe doet ze het? Dag in, dag uit, met de glimlach, dienstbaar blijven. Zelfs als het eens minder gaat. En zo’n dagen zijn er uiteraard ook. Want aangezien we elkaar al een tijdje kennen, vernam ik intussen dat haar leven, ondanks de vrolijkheid, niet altijd over rozen liep. Net als Firs die als wees opgroeide en daardoor zijn toekomstmogelijkheden beperkt zag, had ook Doloreseen moeilijke start. Door omstandigheden en onder druk van haar familie verliet ze als jong meisje haar gezin, huis en land op zoek naar een beter leven. Voor zichzelf, voor de familie. Onderweg was er geen stabiliteit, geen zekerheid, geen zorg. Ze moest het alleen zien te beredderen. Zwervend door verschillendelanden maakte ze ongetwijfeld veel mee, alhoewel ze daar liefst discreet over blijft.
In haar verhalen sijpelt vaak het verlangen naar haar land, haarfamilie, naar een rustiger wereld door. Met meer natuur ook, want daar praat ze met glinsterende ogen over. Het lijkt alsof Dolores haar eigen kersentuin heeft achtergelaten. Eentje met planten, kruiden en fruit, die ze met liefde onderhield en waar ze met heimwee aan terugdenkt. Dat hoor en zie ik in de gretigheid waarmee ze onze tuin observeert, wanneer ze mij wijst op de wonderen die zich daar tonen. Wanneer ze mij attent maakt op de prille bloei van de perenboom of zich zorgen maakt om een treurende struik. Hoe ze mij enthousiast adviseert hoe groenten te kweken of ziektes te voorkomen. ‘In mijn land doen we dat zo!’ zegt ze dan niet zonder enige fierheid in haar stem.
Intussen heeft ze hier een relatief vaste plek gevonden waar ze kan thuiskomen. Een partner, een huis, een vriendenkring. Daar lijkt ze tevreden mee, alhoewel het een grote stap was en niet zonder risico. Soms hoor ik onzekerheid tussen de lijnen van haarverhaal. Ze is zich er terdege van bewust dat ze een buitenlandse blijft, niet van hier. Wat als het op een scheiding zou uitlopen? Wat als ze haar werk kwijtraakt, door wie wordt ze dan opgevangen, kan ze dan verder? Krijgt ze dan evenveel kansen als een Belgische? Bezit ze evenveel rechten? Wat met haar paspoort, is dat voldoende? Hoe kan ze zorgen dat, wanneer ze weer alleen zou komen te staan, ze toch niet weer alles kwijt raakt? Het blijft voor haar een bekommernis. Komt ze met dit huidig loon rond? Kan ze het allemaal aan? Het kluwen van de administratieve Belgische rompslomp maakt haar blijvend afhankelijk: van haar man, van haar werkgever. Zal ze bij problemen eerlijk ingelicht worden? Liggen er dan, net als in Ne Kersentuin geen charlatansop de loer die van haar willen profiteren? Bij haar familie kan ze niet terecht, integendeel, ze rekenen op haar. Gelukkig zijn er de vrienden die wel eens gelijkaardige situaties meemaakten en waar ze in nood naartoe kan.
Verlangen
Regelmatig uit ze het verlangen dat ze graag eens naar haarfamilie terug wil. Maar dat lijkt er maar niet van te komen. Er is de spanning tussen ‘ik moet blijven sparen voor ons huis, ik moet die enige vastheid blijven behouden’ en anderzijds wil ze, o zo graag, eens naar haar moeder en zus terug. Ze is blij als ze wat extra geld ontvangt. Dat legt ze opzij, voor zichzelf of om op testuren naar haar familie. Liefst zonder dat haar man het weet, want daar schaamt ze zich voor en dan hoeft ze zich ook niet te verantwoorden. Eigenlijk blijft ze afhankelijk van de goodwill van veel mensen en dat beseft ze ook. Dat maakt haar blijvend kwetsbaar. Ook al loopt ze ondertussen goedlachs en optimistisch rond. Net als Firs, of Els.
Bovendien ben ik in mijn dagelijks leven niet alleen de observator van Dolores, of Firs en Els, maar evengoed ben ik Claudine, de vrouw des huizes uit het stuk. Diegene die het zich kan permitteren om zich te laten dienen en die vrijuit keuzes kan maken vanuit een zekere welstand en veiligheid. Terwijl Dolores het, net zoals Els en Firs, met veel minder moet doen, zowel op materieel vlak als wat betreft andere vrijheden. Kunnen studeren, een vrije mening kunnen uiten, goede gezondheidszorg genieten, ik ben – om het op zijn Vlaams te zeggen – ‘met mijn gat in de boter gevallen’. Hoe bewust ben ik mij daarvan? Hoe ga ik daarmee om? Hoe belangrijk vind ik het dat ook anderen die mogelijkheden krijgen? Hoeveel heb ik er voor over? Hoeveel hebben wij er voor over als maatschappij?
Er lijkt doorheen de tijd niet zoveel veranderd. Toen in 1904 het toneelstuk in Moskou in première ging was het gezin van Tsjechov zelf het slachtoffer geweest van een charlatan die misbruik maakte van hun kwetsbare situatie en dit heeft de schrijver zijn leven lang parten gespeeld. Zou het nu anders zijn.
Daardoor wordt het beeld van Dolores, Firs en Els nog complexer. Niet meer alleen op zichzelf staand, maar als getrouwe bedienden, poetshulpen, au-pairs worden ze ineens ook diegenen die onze zorg nodig hebben én ons engagement. Doe ik dat wel genoeg? Toon ik genoeg mijn dankbaarheid voor hun inzet en bekommernis, ben ik respectvol genoeg als ze hun moeilijkheden of verlangens uiten? Luister ik echt? En help ik mee om iets aan de situatie te veranderen? Hoeveel heb ik ervoor over? Of ben ik diegene die het vooral zelf probeert goed te hebben?
Theater, een-ver-van-mijn-bedshow?
Ik dacht het niet.
Dominique Vergote
foto’s Heroen Bollaert