DE TREIN VAN GENT NAAR KORTRIJK
poëzie van Anja Brugghe voor DiVerzen
De trein van Gent naar Kortrijk.
Achtertuintjes flitsen voorbij, kinderen spelen in de tuin,
in het zwembad onder de brandende zon.
Achtertuintjes flitsen voorbij, kinderen spelen in de tuin,
in het zwembad onder de brandende zon.
Net als zij en haar broer destijds, wat was hij een rotjong.
Hij deed niets liever dan haar pesten. Zijn bal vloog in haar
spel, zijn waterpistool spuitend op haar zonnende huid.
Net voor haar het toilet op spurten, het laatste snoepje
weggrissen. Ze kon hem wel wringen.
Nu niet meer, nu kan ze zijn fratsen relativeren.
Hij was en is een ondeugend jong, een dartelend hert,
zich om niets en niemand bekommerend zijn weg gaand.
Kon ze dat ook maar.
De trein volgde zijn cadans, als een groep marcherende
soldaten. Haar vader was militair. Even werd ze stil, ook om
haar heen. De gedachte aan haar vader, een handige man,
met een luisterend oor. Strenge ogen die je hart doorboren
en toch… toch mist ze hem. Een krop in haar keel.
Door de luidspreker klinkt een vriendelijke stem.
Zo dadelijk komen we aan te Kortrijk .
Een stem van de onzichtbare, net als haar moeder.
Altijd op de achtergrond, in de coulissen,
onzichtbaar aanwezig. Voor je in de bres springend.
Zo dadelijk komen we aan te Kortrijk .
Een stem van de onzichtbare, net als haar moeder.
Altijd op de achtergrond, in de coulissen,
onzichtbaar aanwezig. Voor je in de bres springend.
Ze grist haar spullen bijeen en stapt uit de trein.
Tevreden met haar familie, stuk voor stuk uniek.
Anja Brugghe