EERSTE HULP BIJ KAFKAIAANSE SITUATIES

Dagelijks zoekt Caroline Verhaeghe met mensen van allerlei slag en stand een uitweg uit het administratieve doolhof waarin ze zijn vastgelopen. Haar vaak hallucinante verhalen inspireerden mee onze voorstelling Ne Woyzeck. En omdat ze al te snel verdwijnen tussen de plooien van jaarverslagen, bundelde de Unie ze in het boek Ik Caroline.

Caroline Verhaeghe is een ancienne binnen het Kortrijkse straathoekwerk, waar ze al bijna dertig jaar aan de slag is. Momenteel werkt ze outreachend voor het OCMW vanuit de Unie der Zorgelozen. Maar daar gaat een hele historie aan vooraf waarin Caroline het straathoekwerk zag evolueren tot het complexe verhaal dat het vandaag is geworden.

Caroline: “Begin jaren negentig zocht de stagiair van het buurthuis ‘Nieuws van de Dag’ mij op. Hij vroeg of ik een foto wou komen nemen van de eerste buurtkrantbijeenkomst. Ik had immers in mijn opleiding grafiek ook fotografie gehad. Ik hoor me nog zeggen, ‘ok Laurent, maar ik kom gewoon ne foto trekken, ik ga me verder niks aantrekken van dat buurthuis want ik heb daar geen tijd voor’. Nu. Als ik me engageer, dan ga ik ervoor. Wat later was ik op die eerste bijeenkomst voor de buurtkrant … en ik ben dus blijven plakken.”

Hoe belandde je zo in het straathoekwerk?

“Ik woonde in de buurt en kende er veel mensen die wel nood hadden aan een babbel, maar die niet tot in het buurthuis geraakten. Plus: als je er binnenkwam, zag je een grote lege tafel met stoelen en vlak daarachter een bureau. Wow, eerder intimiderend ! Raar. Dus ik zei, waarom zitten jullie eigenlijk in dit gebouw? Iemand zou eigenlijk de straat op moeten om mensen te zien, te horen. Ik vond dat logisch. De mensen van het buurthuis vroegen me hoe ik dat dan wel zag, en samen hebben we dat een beetje uitgeschreven. Bleek dat dus ‘straathoekwerk’ te zijn. Dat bestond al vijftien jaar in Limburg, nog niet bij ons. En ik kreeg de eer om ermee te beginnen!”

Gezond boerenverstand

“Terwijl ik aan de slag was, volgde ik de opleiding orthopedagogiek, kwestie van een beetje op de hoogte te zijn van de methodieken en zo. Maar eigenlijk is straathoekwerk gewoon een kwestie van gezond boerenverstand. Zoals: dat je werkt met iederéén in het gebuurte. Met iemand die er woont, die er komt werken, die er dakloos is, je moet iedereen leren kennen. Dus moet je ook de plekken leren kennen waar je al die mensen tegenkomt: parkings, parken, pleinen, cafés, het station, cafetaria’s van ziekenhuizen … En je moet als werker daar zijn als de mensen er zijn. Dus had ik een ploegensysteem voor mijn eigen bedacht. De ene keer deed ik de dag, dan de vroegen, de laten en soms de nacht. Dan zijn er andere dynamieken in een buurt en kom je andere mensen tegen.”

Is het werk sedertdien erg veranderd?

“De samenleving is natuurlijk veranderd. Toen ik begon, was er bijvoorbeeld nog geen gsm. Als je op de bane was, had je tijd voor de mensen. Nu nog steek ik mijn gsm in mijn sacoche als ik in de voedselbank ben. Ik bel later wel terug. Mensen snappen dat: daarjust was ik aan het babbelen met iemand anders, nu bel ik met u. Mensen kwamen ook gewoon meer uit hun kot. Ik ging naar dit of dat café omdat ik wist dat die of die daar zat. Ik kende de ‘hangplaatsen’. Nu hangen ze thuis achter de smartphone, aan het gamen of bezig op de sociale media. Die zorgen er ook voor dat ik op heel veel manieren bereikbaar ben geworden – Facebook, WhatsApp, … Zo een dingen hebben wel een serieuze impact op de job.”

Is het profiel veranderd van de mensen die hulp zoeken?

“De profielen en problematieken zijn zeer divers geworden. Er zijn nu veel alleenstaande vrouwen met kinderen, veel jonge gasten die geen dak boven hun hoofd hebben, al dan niet met een mentale of psychische beperking, jammer genoeg. Mensen ook met een handicap waarvoor geen voldoende aangepaste huisvesting of begeleiding voorhanden is. Maar de problematieken worden ook ingewikkelder gemáákt heb ik de indruk. Zo wordt heden ten dage op alles een medisch etiket geplakt. Van 1994 tot nu zijn er drie aanpassingen geweest van het DSM handboek, het handboek van psychiatrische aandoeningen. Met aanpassingen bedoel ik extra diagnoses of syndromen. Veel van wat vroeger ‘normaal’ was is nu plots een stoornis!”

“Wat me vooral doorheen al die jaren is opgevallen, is dat de dakloosheid is blijven stijgen. Tien jaar geleden kreeg ik met een aantal andere veldwerkers het mandaat en het vertrouwen van de toenmalige voorzitter van het OCMW om uit te zoeken hoe we in Kortrijk een nachtopvang konden oprichten. Die is er ook gekomen. In het begin was die tijdelijk, en was het al druk als er vijf bedden waren bezet. Nu is er een permanente nachtopvang met twintig bedden, en die zit quasi altijd vol.”

Working poor

“Maar wat me de dag van vandaag echt zorgen baart is de nieuwe groep van mensen die werken maar echt niet meer toekomen met hun geld. Vroeger waren er geen ‘working poor’. Nu komen er mensen naar mij die zelfs niet aan het OCMW zitten. Bijvoorbeeld, iemand die sukkelt met een tenniselleboog en daardoor enkele maanden werkonbekwaam is, spreekt voor de medische kosten eerst de spaarcentjes aan. Maar die zijn snel op, zeker als het over alleenstaande mensen gaat met kindjes die op de privémarkt iets moeten huren. Voor ze het weten staan ze aan de voedselbank. Weg trots!”

Het boek Ik Caroline zoomt in op een heet hangijzer: hoe kwetsbare mensen in een situatie terechtkomen waar ze door allerlei regels en procedures geen touw meer aan vast kunnen knopen. Want naast de profielen en problematieken, is ook de regelgeving erg ingewikkeld geworden.

“Ja, de toegenomen administratieve rompslomp is, voor gelijk wie, in gelijk welke situatie, een echte mindfuck geworden. De digitalisering speelt daar zeker in mee, hoewel de komst van de computer dubbel is. Want in mijn job zie ik voordelen. Veel diensten zijn enkel in de voor- of namiddag telefonisch bereikbaar. Alles helder op een rij zetten in een e-mail is dan bijvoorbeeld een interessante oplossing. Maar voor de mensen waar ik mee werk heeft de digitalisering vooral nadelen. Documenten elektronisch opvragen en invullen, dat is echt een ramp. Iedereen gaat ervan uit dat mensen dat kunnen, maar dat is niet zo. Sites van openbare diensten zijn soms ongelooflijk complex en dus ontoegankelijk. En we spreken hier niet alleen over ouderen. Ook jongeren voor wie Facebook, WhatsApp, Messenger allemaal geen probleem is, lopen vast als ze online documenten moeten invullen. Aanmelden met een token, een ID-kaartlezer … ze horen het donderen in Keulen.”

“Toch laten diensten en bedrijven, in de openbare sector maar zeker ook in de privé, uitschijnen door de digitalisering toegankelijker te zijn dan ooit. Chatten, mailen, telefoneren, hoeveel manieren zijn er niet om hen te contacteren? Tot je ergens op een infodesk wil binnen geraken en als zoveelste in de wachtrij staat, of tot je een mail stuurt naar helpdesk@ en je een nummer en de boodschap terugkrijgt ‘bedankt voor je mail, maar momenteel is er een lange wachtlijst’.”

Wat betekent dat voor de sociaal werker?

“Het is de kunst om als sociaal werker op een goede manier op al die veranderingen in te spelen. Daarbij zou er geen verschil mogen zijn tussen een sociaalcultureel werker, een maatschappelijk assistent of een straathoekwerker. Voor de mens in miserie maakt de titel niets uit. Voor mij gaat het erover: wat is een goede sociaal werker? Dat is iemand die luistert naar het verhaal van de mens die hij op dat moment voor zich heeft, en het integraal aanpakt. Die niet begint uit te splitsen wat voor het OCMW is, wat voor het CAW zal zijn, wat voor het justitiehuis, wat voor de geestelijke gezondheidszorg … Niet dat er geen specialistenwerk nodig is. In functie van specifieke zaken spreek je natuurlijk specifieke mensen aan. Maar blijf altijd compagnon de route. Als iemand een pro-Deoadvocaat nodig heeft, zeg dan niet gewoon ‘ga naar het gerechtshof, dienen dag en dat uur’. Ga samen. Maak je er niet van af met een doorverwijsbrief voor de voedselbank. Als ik verhalen van vroeger hoor, heb ik de indruk dat medewerkers van openbare diensten meer tijd, ruimte en vertrouwen kregen om zo integraal te werken, om zo’n compagnon de route te zijn. Ik hoor van veel collega’s dat ze dat wel zouden willen, dat ze daar goesting in hebben maar dat door tijdsgebrek niet meer kunnen doen. En eigenlijk wordt dat niet meer echt verwacht. De verwachtingen liggen nu ook elders.”

Waar?

“De regels volgen, bijvoorbeeld. Veel meer dan vroeger zijn de dingen beregeld. Meer en meer verwachten overheden ook cijfers in ruil voor subsidies. Veldwerkers moeten van alles registreren. Maar die registraties zeggen niet alles: cijfers zijn als een bikini, hetgeen je echt wil zien, zie je niet. Het permanent registreren kost ook enorm veel tijd. Ik ken werkers die daarom gewoon knippen en plakken. Die niet iedere keer als ze ne mens hebben gezien een heel verslag gaan schrijven. Pro forma is alles dan in orde, en het belangrijkste is dat de mens geholpen is.”

Moeten sociaal werkers dit meer durven doen?

“Het is zo belangrijk dat werkers zuurstof, ruimte en vertrouwen krijgen van de organisaties waar ze werken om buiten de lijntjes te kleuren. Want uiteindelijk zijn zij het die de job moeten doen. Zij staan daar, de mens met zijn probleem staat voor hen. Eigenlijk moeten er geen diensthoofden zijn, maar coaches die hen daarin stimuleren. Als je voelt als werker dat het kan en mag, betekent dat zo veel. Anders gaan ze naar huis met zó een kop, ze zien het niet meer zitten, ze zetten een schild op … Werkers moeten weten: ja, je mag buiten de lijnen kleuren. Het gaat over dagdagelijks boerenverstand, niet over uw organisatie oplichten.”

Wat wil je met dit boek bereiken?

“Ik ben zot content dat de verhalen met dit boek naar buiten worden gebracht. Hopelijk zorgt het ervoor dat er misschien toch een paar overheidsbedrijven of andere bedrijven gaan nadenken of ze hun systemen niet een beetje kunnen aanpassen. En hopelijk inspireert het sociaal werkers dat ze niet benauwd moeten zijn om het ne keer anders te proberen, informeler, op hun manier. Laat dit de boodschap zijn die ik met dit boek wil lanceren, en waar ik ook de boer mee wil opgaan. Want dit boek is meer dan een leesboek, het is een werkboek!”


interview Joon Bilcke

Ik Caroline verschijnt begin oktober bij Mammoet, een nieuwe reeks van uitgeverij Epo. Het boek wordt op donderdag 17 oktober voorgesteld bij de Unie. De zwart-wit foto’s bij dit interview komen uit een reeks die Heroen Bollaert met de Zorgelozen nam voor het boek.