Genoeg moet niet veel zijn
Johan De Bock herinnert zich zijn kleine ik die genoeg had met niet veel.
December was begonnen en zoals ieder jaar zat de Sint op zijn troon in de Grand Bazar in de Veldstraat.
O ja, voor alle duidelijkheid, we spreken van de jaren ’50, een hele poos geleden dus. Het één na het andere kind kwam op de schoot, met een kloppend hartje en grote ogen, want de Sint in de Grand Bazar, dat was de enige échte. De andere waren allemaal maar hulpsinterklazen, maar dit was de Sint die over de daken reed met zijn witte paard en cadeautjes in de schouw wierp.
Naast hem stond Zwarte Piet politiek totaal incorrect te wezen, maar niemand die daar toen aanstoot aan nam. De kinderen keken vol ontzag naar hem… en vooral naar zijn grote zak waarin hij de stoute kinderen meenam naar Spanje. Ja, in die tijd leek ons dat een gruwelijk lot…
“En ventje, zeg het eens”, zei de Sint met de diepe basstem die je bij zo een goedheilig man verwacht, “Wat wil jij van de Sint?”
Het jongetje keek rondom zich, wat verrast door de vraag en wees met zijn vingertje. “Dát…”, klonk het bedeesd. Het vingertje wees naar een klein zakje snoepjes, zoals Zwarte Piet aan alle kinderen mee gaf.
“Goed, zei de Sint, maar wil je nog iets anders?”
Het ventje schudde heftig van nee. Zo een zakje snoepjes, dat leek het lekkerste dat er bestond. Meer had het niet nodig om perfect gelukkig te zijn.
Vele jaren later besefte het ventje dat het op dat moment van alles had kunnen vragen: een elektrische trein, een grote speelgoedbeer, een meccanodoos… Maar op dat ogenblik zat het grote geluk in een zakje snoep en een knuffel van de Sint die hem een ‘flinke jongen’ noemde.
Ik weet perfect dat het jongetje op dat ogenblik met niks gelukkiger kon geweest zijn, want dat jongetje was ik.
Mijn beste wensen voor het nieuwe jaar.
Johan De Bock