NIEUWE RITUELEN
Naar men zegt leven we in een overgangsperiode van een overzichtelijke wereld naar… ja, naar wat eigenlijk? Hoe zetten we met zijn allen een volgende, nieuwe stap? En hoe vermijden we dat we intussen onszelf voorbij hollen? Barbara Raes viel al deze vragen tegelijk op het hoofd. Ze puurde er een artistieke praktijk uit.
Nadat Barbara van 2007 tot 2011 artistiek leider van het Kortrijkse Buda kunstencentrum was, keerde ze terug naar de Vooruit in Gent. Ze werd er hoofd van het artistieke team in een periode waarin het transitiedenken volop opgang maakte. Barbara geloofde dat het moment daar was om vanuit dit denken een ander model uit te tekenen voor een kunstencentrum: “Een grote organisatie met een groot netwerk, een progressief imago in een stedelijke omgeving… Ik dacht, als je daar dingen in beweging kan zetten, dan wordt die sneeuwbal snel groter. Maar het is anders uitgedraaid.” Barbara kreeg een burn-out.
Barbara: “In essentie ben ik door twee dingen ziek geworden. Enerzijds was er de voortdurende confrontatie met de paradoxale manier waarop alles zijn gang gaat. Mensen die bezig zijn met theorieën over het klimaat maar de dag erop naar Parijs vliegen. Of de kunstensector die ergens pretendeert progressiever te zijn dan de rest van de samenleving, maar in de praktijk eigenlijk niet anders kan dan meedraaien in die neoliberale molen. Ik wilde daar tegen in gaan, maar dat gevecht was te groot natuurlijk. Een interne crisis en een overidentificatie met mijn job maakten dat de kloof tussen waar ik wilde voor staan en wat ik daarvan kon realiseren in de dagelijkse praktijk veel te groot werd. Aan de andere kant ben ik genekt doordat ik, elke keer als ik op mijn engagement werd aangesproken, werd geprikkeld om daarop in te gaan. Want ik stond als geëngageerde burger in het leven, ik kon dat toch niet maken om daar of daar neen tegen te zeggen.”
Te ver
“Ik heb het te ver laten komen. In 2014 ben ik ziek geworden. Het was duidelijk dat het ernstig was en ik niet meer gezond kon functioneren. In alle donkerte besefte ik wel dat ik niet gewoon ergens anders in dezelfde positie wou gaan staan. Er moest een grotere reden aan de grondslag liggen van wat was gebeurd. Er was iets aan mij aan te duwen maar ik wist niet wat en waar naartoe. Ik besliste om een jaar niets te doen. Letterlijk. Om wel een bureau te hebben om naartoe te gaan, maar daar de leegte toe te laten. Om alle patronen en gewoonten waar mijn dagelijks leven op gebaseerd is, los te laten. Wat er dan is? Niks…”
Na de eerste donkere maanden ging Barbara een jaar in ‘transiency’ – wat staat voor ‘residentie voor iemand in transformatie’ – bij FoAM in Brussel. Dat is een plek waar mensen zich kunnen herbronnen en heroriënteren. “Je wordt er niet betaald, maar krijgt er wel een ruimte. De dagelijkse trip naar Brussel gaf me structuur, net als de Keltische kalender die er wordt gevolgd en die het jaar indeelt in halve seizoenen. Je moet daar eens op letten: als je naar de natuur kijkt zie je om de zes weken een duidelijke verandering. Om de volgende zes weken in te zetten was er telkens een klein ritueel moment, samen met de andere residenten. Dat was dus telkens een toetssteen: hoeveel is er bij mij al veranderd? In het begin niets natuurlijk. Maar stilaan is dat gekomen.”
Intussen ging Barbara ook een opleiding volgen, in iets waar ze tot dan niets van af wist: begeleider bij afscheidsrituelen. En dat in Totnes, een van de eerste transitiestadjes, en nog steeds tot de verbeelding sprekend.
Vanwaar die keuze?
“Ik was totaal geobsedeerd geraakt door mijn eigen rouwproces. Want het verdriet bleef maar duren, ik bleef maar de lelijkheid van de dingen zien in plaats van de schoonheid van het engagement, van de kunsten, … Eigenlijk ben ik een positief en optimistisch persoon, ik heb geleerd om met tegenslagen om te gaan, dus hoe ik zo diep kon zakken… Dat was beangstigend, echt beangstigend. Ik wou weten wat er nodig was om daar doorheen te raken, om dat achter me te laten, om iets nieuws aan te vatten.”
Dat is blijkbaar gelukt?
“Die opleiding was een echte levensschool. Het beste wat ik gedaan heb. Maar wel heel heftig. De eerste dag was de opdracht om door een vensterke in de oven in het crematorium te kijken naar een lichaam dat werd verbrand. Vier en een half uur lang. Ik was daar niet klaar voor, ik voelde paniek, ik had er nachtmerries van. Maar Simon, mijn begeleider, maakte duidelijk dat je niet voor een ander kan dragen wat je zelf niet aankan. De dag erop ben ik weer vier en een half uur gaan zitten kijken. En nu zag ik wél de schoonheid ervan. Van de vlam, het vuur. Omdat ik het technische aspect ervan snapte. In dat jaar heb ik veel uitvaarten geanalyseerd, van mensen die ik niet kende. Ik wou uitzoeken wat er nodig is om een afscheid een goed afscheid te laten zijn.”
“Op het einde kreeg ik als examen de vraag om een ritueel te maken dat een herdenking is van een gestorven man uit een homokoppel, waarin hij wordt gehuwd met de man die is blijven leven, in aanwezigheid van diens nieuwe man. Een trouw- en rouwritueel ineen. Door die opdracht wist ik dat mijn praktijk zou gaan over rituelen voor nieuwe, fluïde vormen van samenleven. Want hoeveel situaties, transitiemomenten zijn er niet waarin we geen rituelen voor handen hebben omdat we ons niet meer verbinden met een religie of levensbeschouwing waar we ze aan kunnen ontlenen? Ik begon post-its te maken met daarop nóg situaties waarvan ik het gevoel had dat er iets ontbrak. Mensen die buiten een patroon vallen. Je hebt de kleine vormen, iemand die bijvoorbeeld nood heeft aan een alternatief geboortefeest. Maar je hebt ook heel complexe situaties, zoals het ritueel met het homokoppel. Al snel hing de muur vol post-its met allemaal vormen van niet erkend verlies. Ik wilde een werkplaats voor niet erkend verlies oprichten: ‘Beyond the Spoken’. Na mijn jaar in FoAM heb ik er een jaar in stilte aan gewerkt.”
Hoe ga je te werk bij het ontwerpen van een afscheidsritueel?
“Vooreerst ga ik alleen in op vragen waar ik zelf iets bij voel, dat is heel belangrijk. En dan is het verhaal van de mensen altijd het begin, en de vraag ‘waar wil je afscheid van nemen?’ We praten tot we het antwoord op deze vraag kunnen formuleren in één heldere zin – en vaak is dat iets anders dan ze in het begin dachten. De keer daarop brengen de mensen objecten mee die symbool staan voor waar ze afscheid willen van nemen. We kijken nog eens naar het verhaal door de ogen van die objecten. En vervolgens spreken we over waar we het ritueel laten doorgaan, en dan: wie moet aanwezig zijn? Het standaard antwoord is meestal ‘niemand’. Mensen gaan ervan uit dat ze privé met hun eigen rouw moeten omgaan. De privatisering van verdriet is de norm geworden! Maar een ritueel stelt niets voor als er geen gemeenschap is die het draagt. Het integreert u net in de gemeenschap in het statuut van rouwende, daarvoor dient het. Wel, een week later heeft iedereen een lijst van twintig mensen. Dat is altijd een tijdelijke gemeenschap. Je moet maar eens zelf die oefening maken: wie zou ik erbij willen als ik een afscheidsritueel zou doen? Een zus, de kinderen, iemand van mijn werk en iemand die ik ken van de lagere school. Dat wordt een groep mensen die niks hebben met mekaar behalve dat ze daar zijn voor die ene persoon.”
Op welke manier sluipt de kunst deze rituelen binnen?
“Ik besefte dat de honderden theatervoorstellingen die ik de jaren voordien had gezien, hielpen om te analyseren wat nodig was. Ze hielpen bij een soort dramaturgie van het goede afscheid. Het was dus snel duidelijk dat ik bij het ontwerpen van de rituelen de kunsten zou betrekken. Rituelen zijn immers op een manier kunstzinnig, zonder kunst te zijn. Theatraal maar geen theater, therapeutisch maar geen therapie. Ze bevinden zich in een interessant gebied waar ik graag werk. Ik vind het daar echt interessant.”
“Mijn eerste ritueel was voor een vrouw die een dubbele borstamputatie moest ondergaan. Die moest afscheid nemen van haar lichaam. Voor dit ritueel maakte Naomi Kerckhove, een kunstenares waar ik vaak mee werk, een soort Miss Universe lint in wit balkatoen met daarop een geborduurde tekst over kracht. Op het einde van het ritueel kreeg die vrouw dat lint schuin over haar lichaam gedrapeerd. Later, in de kliniek, had ze dat opgerold op haar nachtkastje gezet als een soort bandage. En daarna bij haar thuis hing dat op als een kunstwerk. Die vrouw had er telkens heel andere betekenissen en functies aan gegeven. Die kracht van verandering van betekenis, dat is wat kunst vermag.”
Lillo
Bijna vier jaar na haar crash voelt Barbara dat alle elementen die voor verandering in haar leven hebben gezorgd, er duidelijk waren om een groter verhaal te kunnen waarmaken. In Lillo vond ze een ideale plek om haar praktijk uit te bouwen, binnenkort verhuist ze daarheen. Ze heeft duidelijk een nieuwe adem gevonden in een nieuw leven. Maar wat met de paradoxale buitenwereld waar ze zo hard is op gebotst? Veel lijkt daar niet veranderd. Houdt dit geen gevaar op herval in?
“De samenleving is niet veranderd. En er zijn nog steeds dagen dat de filter weg is tussen mezelf en de werkelijkheid. Dat ik alleen het lelijke zie, de opeenstapeling van crisissen en miserie. Op die momenten kan ik nu terugkeren naar mijn essentie, mijn echte kern en ben ik in het reine dat ik op dat kleine plekje daar iets kan bijdragen. Ik draag mezelf niet meer op dat ik alles moet veranderen op een niveau dat ik niet aankan. Ik weet dat ik verandering kan brengen in wat ik zelf in de hand heb, in mijn eigen praktijk. Wat ik doe is helen, mensen helpen doorheen hun veranderingsproces, kleine gemeenschappen creëren, zorgen voor verstilling en vertraging voor hen en ook voor mezelf. Deze plek voor kunst, zorg en rituelen in Lillo wil ik graag genereus delen met andere zielenzoekers, verbeelders en kunstenaars. En dit verbinden met een andere manier van leven. Iedereen is welkom, maar er is bijvoorbeeld geen bakker, dus eerst gaan we samen een brood bakken vooraleer we gaan werken en fantaseren. Of beide samen, dat kan ook natuurlijk.“
www.beyondthespoken.eu
interview Joon Bilcke en Klaartje Mertens
Barbara Raes is gastcurator van Theater Aan Zee 2018 in Oostende