NOTITIES VAN EEN OUDE BROMBEER
Ivan Basyn
Het waren de laatste dagen van september. De laatste bladeren deden een bij voorbaat gedoemde poging om de winter aan de stam door te brengen. Met mijn muts diep over de oren getrokken rustte ik op een zitbank.
Coach
Die zitbank maakte deel uit van ‘de omloop’ die ik dagelijks moest afleggen. Dokters, verplegers, maatschappelijk werkers, teevee, radio, enzovoort baden dagelijks hun litanie tot de zittenblijvers. Of je het nu graag had of niet, zelfs het ontbreken van benen was geen argument, lopen zou je. Liefst nog door onderweg gekke sprongetjes te maken. Je moest daarbij nog een ‘coach’ hebben, liefst een levend exemplaar maar één op je smartphone mocht ook. Aangezien lange wandelingen voor mij nogal pijnlijk waren had ik met behulp van een stafkaart en enkele verkennende tochten een perfecte toer uitgestippeld: om de 200 meter een zitbank of herberg waar ik kon bekomen van de reeds geleverde inspanning. Zo waren zij tevreden en ik ook.
Over die smartphone moet mij trouwens nog iets van het hart. Slechts met de nodige verkeerde verbindingen en bizarre mededelingen kreeg ik mijn tegenspreker aan de praat. Er zaten zodanig veel ‘apps’ in verborgen dat je in het bos geen boom meer zag. Binnen die ‘apps’ zaten er dan nog zoveel zich steeds maar weer vertakkende zijwegen, dat je gegarandeerd een (al dan niet betalend) abonnement aan je been had. Uitleg krijg je er niet bij en er is geen plaats voor woordjes. Je moet het doen met symbooltjes waarvan je de functie met trial and error moet te weten komen. Na veel vallen en opstaan kon ik er gewoon mee telefoneren.
Dat was nog geen moord, erger werd het met de wachtwoorden. De sluwheid van de ontwerper kende hier geen grenzen. Om te beginnen zag je in de plaats van het teken dat je getypt had een identiek bolletje als dat ervoor. Je werd dan nog verplicht afwisselend kleine letters, grote letters, cijfers en ‘speciale tekens’ te gebruiken. Gegarandeerd had je met je lompe, van de stress bevende vingers een verkeerd bolletje neergezet en kreeg je twee herkansingen. De derde poging was bij de banken (waar je pensioen zat, en je betalingen) de hoofdprijs. Je bankrekening werd geblokkeerd.
Weg ermee?
Er zijn media die met graagte verkondigen dat negentig procent van de bejaarden vlot omgaan met de computer (het was op de radio en de naam en functies van de specialist heb ik niet kunnen noteren). Plus Magazine – het tijdschrift voor de actieve oudere – spuwt maandelijks de boodschap rond hoe goed hun doelpubliek wel met de computer kan omgaan. Het merendeel van de zeventigplussers heeft niet eens een computer. Hebben ze er dan al een geërfd van zoon of dochter, dan blijft het gebruik beperkt tot contact met de kleinkinderen. Natuurlijk zijn er gepensioneerden die door hun vroegere loopbaan vlot met een computer overweg kunnen. De anderen bewonderen de kunstjes ervan maar kunnen ze zelf niet produceren.
Weg met de computer? Het is niet zo dat er vroeger niets was en dan de Big Bang met de computer. In mijn schooltijd kwam het rekenmachientje op de markt. Nog met rode cijfertjes en niet echt goedkoop. Enkele mensen die het bestudeerd hadden waren tot de conclusie gekomen dat wij dat toestelletje niet op school mochten gebruiken. We zouden dommer worden, maar de winkelier had er al vlug een in gebruik. En in de supermarkt verscheen de elektronische kassa. Later met een streepjescodelezer die zo snel werkte dat je de aankopen nog maar voor de helft in je kar had gekregen of reeds vroeg men je bankkaart en of je zegeltjes wilde. En maar vloeken op de gepensioneerde die met ‘echt geld’ wil betalen. Want het moet vooruit. Amper vijftig jaar geleden rekende de kruidenier nog met potlood (waar soms eerst moest aan gelikt worden) en een blaadje papier en controleerde je best de totaalsom van de kruidenier. Vroeger beter?
og niet zo lang geleden was een privéauto ondenkbaar. Grote verplaatsingen waren met het openbaar vervoer, de andere te voet of per fiets. In iedere straat waren er winkels, kruidenierswinkeltjes bij overvloed. Tot de mensen zich een auto konden permitteren en vanaf dan hun nieuwe status konden tonen door in de Grote Magazijnen in de stad te kopen. Of beter nog, in de Shopping Centra. En de kleine winkelier sloot zijn winkel en gooide de sleutel weg. Nu we een auto hadden was ook in de nabijheid van de fabriek wonen geen voordeel meer. We zagen nu plots de zwarte rookwalmen die uit de schoorstenen kwamen. We eisten dat de fabriek verdween uit de woonomgeving. Aan de rand van de stad verschenen de industriezones, de productie en de vervuiling werden er geconcentreerd. En wij gingen in de verkavelingen wonen. Op zondag betoogden we om de natuur te redden. De rest van de week eisten we dat de beek in een riool veranderde. We wilden geen ratten en stank.
Wolhandkrab
Nu we bejaard zijn geworden, blijven we verlangen naar dat idyllisch prentje uit onze jeugd. We leggen een deken van bloemetjes over het verleden en onthouden alleen maar de leuke momenten. Alhoewel statistieken het tegendeel bewijzen, scheen in de zomer alle dagen de zon, en in de winter sneeuwde het met een wit landschap en was er geen donkere smurrie zoals nu. We houden een leugenachtig beeld van het verleden voor ons en denken dat dit de heilige waarheid is. Zo vergeten we dat ons huis ooit een stuk natuur was. Dat verwijt gaat ook op voor de natuurverenigingen. Zij hebben een prentje hoe een stuk natuur er moet uitzien en beheren, kappen, spitten en zagen die natuur die maar niet wil begrijpen dat hij niet mag veranderen, evolueren. In het oosten van ons vaderland is de Chinese wolhandkrab opgedoken. Ze ‘verwoest’ onze natuur. En dan? Er ontstaat een nieuwe biotoop met wolhandkrabben. Maar nee, we willen onze fotonatuur zoals we hem kennen uit een ver verleden. Indien de natuurbeschermer al zou geleefd hebben in de tijd van de dinosauriërs, dan zou Dino hier nog rondlopen, gered door het beheerwerk van de natuurbeschermer. Men vertelde fier dat er ergens al 350.000 van die wolhandkrabben waren gevangen. Maar men zei er niet bij wat men met die beestjes deed. Aangezien ze er niet echt knuffelbaar uitzagen vrees ik voor hun lot. Uitroeien zullen we ze!
Vroeg of laat komt iemand op het idee gans een domein vol beton te storten met in het midden één grote ‘hoe het was’. We mogen, moeten zelfs, protesteren tegen die vooruitgang want het eindpunt van de vooruitgang is de onomkeerbare vernietiging van de aarde, de absolute stilstand.
Meedoen of verzuipen
Op het moment dat ik dit schrijf is er een wereldwijde actie tegen plastiek, verpakkingen in het bijzonder. Ik erger me ook dood aan de producten die soms bijna niet uit de verpakking te halen zijn. Maar ik zie ook dat de mevrouw aan de stand van de niet verpakte bananen die met een vlekje laat liggen en intussen alle bananen knijpt en duwt en verlegt om die banaan te vinden die ze kan gebruiken. Laat ons alle plastiek in een recyclagezak doen en verwerken tot iets bruikbaars. Moet mogelijk zijn.
We staan telkens voor de keuze: meedoen of verzuipen. Want aan de opmars van de computerisering valt niet te ontkomen. Er zullen kunners en kenners zijn en diegenen die om welke reden dan ook de boot gemist hebben. Is onze hang naar het verleden en tegelijk hunkering naar de toekomst geen uiting van angst? Vroeger trouwde je met het meisje van onder dezelfde kerktoren. Nu woon je samen met iemand van de andere kant van de wereld. De wereld gaf vroeger meer zekerheden, of is dat niet zo? Waren er vroeger niet meer oorlogen en ziektes die miljoenen doden achter zich lieten?
We sluiten ons op en kijken naar het voetbal, naar een kookprogramma. En de wereld daarbuiten sluiten we buiten. Die buitenwereld bevat enkel maar schertsfiguren die scheldend over elkaar rollen of ons met fake nieuws oplichten. En zo horen we niet hoe onze cocon openbarst, opengescheurd wordt en wij de wereld worden ingegooid. Naakt en onwetend.
PS: dat we niet schaapachtig in de PC mogen geloven was deze week nog te zien op tv. Het woord ‘minister’ werd voortdurend vertaald als ‘minister’. Jammer genoeg kwam er in de volle twee uur geen minister in voor. Kon ook niet anders: het Engelse woord ‘minister’ betekent ‘predikant’.