Mijn taal is waar ik woon.

José Vandenbroucke est un Flamand universel.

Ik spreek Vlaams omdat ik opgegroeid ben in een gemeenschap die Vlaams spreekt, mijn ouders, geboren en getogen West- Vlamingen, de mensen van de wijk, mijn eerste vrienden, mijn eerste lieven, en later ook de generatie na mij.
Ik heb op school Algemeen Nederlands geleerd, dat toen nog ABN, Algemeen Beschaafd Nederlands noemde. Alsof Vlaams onbeschaafd is.
Nu er zoveel gehekst wordt over het zo giftig leeg etiket van ‘De Vlaamse Identiteit’, weet ik dat ik een ander ben dan ‘de Vlaming’ waarover de op politieke macht beluste nationalisten het hebben. Ik heb hun Vlaanderen nog nooit gezien, hun taal nog nooit gesproken. Ik ben een ander. Ik ben één van de bijna zeven miljoen inwoners van Vlaanderen, waarvan niet iedereen Vlaams spreekt. Verder zijn er nog enkele oudere Noord-Fransen die Vlaams spreken. Dat op deze planeet met haar acht miljard bewoners.
In Nederland spreekt men een ander Nederlands, met een andere uitspraak en een andere inhoud. Nederlanders en Vlamingen begrijpen elkaar zoals mensen met een verschillende taal elkaar begrijpen: respectvol en nieuwsgierig naar elkaars taalgebruik, het verhaal van de andere.
Mijn naaste buren zijn Franstaligen, de Noord-Fransen en de Walen. Zij spreken een andere taal, met een mij soms meer ver­trouwd verhaal.

Al ben ik slechts echt thuis in het Zuid-West-Vlaams, dat met het opgroeien en leven doorspekt werd met het officieel Algemeen Nederlands, het Engels van de mode en de media, het Frans van heel wat van mijn hartsvrienden, en aangevuld met wat avond­school-Italiaans, vier woorden Duits, drie Grieks en twee Russisch. Ik woon graag op de toren van Babel, daar ben ik thuis, in de taalverwarring, de taal van de liefde, de nieuws­gierigheid naar wie ik ben en wie de ander is. Nooit zal ik echt gezegd of geschreven krijgen wat ik voel.

Ik woon graag op de toren van Babel, daar ben ik thuis, in de taalverwarring, de taal van de liefde, de nieuwsgierigheid naar wie ik ben en wie de ander is.

Un Flamand

Men spreekt vooral de talen die men meent nodig te hebben om te bestaan, sommige uit interesse, andere uit noodzaak. Aangespoelde vluchtelingen communiceren eerst met Google-translate, maar leren algauw de taal van het land waar zij willens nillens onderdak vonden. Veel immigranten spreken hun thuistaal, hun vluchttalen en de taal van hun nieuw land van verblijf. In Wallonië word ik in de grote steden, van zodra men mijn Frans-met-accent hoort, bij de horeca vaak aangesproken in al even stuntelig Nederlands. Dan antwoord ik ‘que je suis venu pour faire un peu d’exercice’. Bij Rahman in de Zwevegemsestraat spreekt de uitbater naast zijn eigen Urdu nog een zevental talen, altijd even blij dat hij kan verkopen. Te Liège Guillemins, het treinstation, wordt men in het Frans, Nederlands, Duits en Engels geïnformeerd. Te Kortrijk station, het laatste station voor de taalgrens en de Franse grens, krijgen de reizigers helaas de nodige info slechts in het Nederlands. De Vlamingen lijken niet enkel fier op hun taal, ze willen blijkbaar ook doen alsof het een wereldtaal is.

Ik mocht vanaf mijn geboorte anders zijn, en dat ten volle genie­ten. Dat heb ik ook mijn kinderen gegeven. Als jonge rebel vond ik alle helden van de Vlaamse Geschiedenis halve fascisten, of hele. Ik was zonder voldoende geschiedenisles opgegroeid. Ik kende enkel de verhalen van de collaboratie tijdens de generatie van mijn ouders. Later heeft de poëzie mij beter geleerd: Verriest is een held voor mij. De Clercq een groot dichter. Zij waren net als ik van Deerlijk. Ik wou dat ik hen persoonlijk had mogen ken­nen. Ik ben ook ‘van’ Deerlijk. Het Deerlijk van 1950-2020. Ik zal daar altijd blijven wonen. Indien ik even verder hier, over de Schelde, te Escanaffles woonde, zou ik na enkele seizoenen ‘nen Waal’ zijn, al zouden zij die reeds levenslang te Escanaffles wonen, mij ‘un Flamand’ blijven noemen. Zo sprak ik onlangs bij de Koffieklets in de Unie iemand aan met de vraag ‘van waar hij is’. Onthutst antwoordde hij mij dat hij hier geboren is, maar zijn ouders van Tsjechië of zo waren. Ik was beschaamd. Kan een als baby geadopteerde Chinese die nooit iets anders sprak dan Vlaams vlugger Chinees leren dan ik? En wat moet ik als Vlaming met al die in het Nederlands publicerende migranten-schrijvers die het beter doen dan ik? Eigen schrijvers eerst? Vlaanderen terug van ons? Welk Vlaanderen? Van wie? Welke taal is Het Vlaams van 2024? Hoeveel woorden zijn er voor ‘regen’? Hoeveel voor al die soorten volk in de Lijn-bus? En op de publieke banken van ons vaderland? Beter lege bussen en lege banken met borden ‘enkel voor Echte Vlamingen’?

Overal goed

Ook ik ben te Luik, Charleroi, te Namen, en ook te Cassel, Lille, op de Griekse eilanden en te Sicilië, zelfs te Kortrijk, waar ooit de gilden het leger van de Franse koning even versloegen, een in het leven aangespoelde die de lokale taal probeer te spreken. Ik ben een lokale Vlaamse wereldburger van de eenentwintigste eeuw. In al mijn acties beoog ik vrede in mezelf en tussen de mensen van mijn tijd. Meer kan ik niet doen. In zoveel mogelijk talen. Hoera en helaas. Ik ben vanaf mijn geboorte mens onder de mensen, zonder onderscheid van cultuur, geloof en ras. Ik hou niet van bedriegers en leugenaars. Ook als zij dit menen te doen ‘voor de goede zaak’.

Het is overal goed op de wereld, waar geen oorlog en rampspoed heerst. Waar men ploegen smeedt in plaats van wapens.

Bij mij thuis eten we geen Vlaamse keuken. Er kwamen vrienden uit Frankrijk, Nederland, Duitsland, Engeland, Polen, Brazilië, de USA en Japan op bezoek. Zelf mocht ik naar Frankrijk, Engeland, Nederland, Duitsland, de DDR, Italië, Griekenland, Zweden, Rusland (St.-Petersburg), Joegoslavië (nu Servië), Roemenië, Hongarije, Zwitserland, Marokko. Ik werd ook uitgenodigd naar Japan, Brazilië, USA. Al kon ik er wegens geld- en tijdgebrek niet heen, toch wist ik dat ik en de mijnen ook daar gastvrij zouden opgevangen zijn. Ook in de reisverhalen van in eigen Vlaanderen terug thuisgekomen reizigers kan ik met graagte even wonen. Het is overal goed op de wereld, waar geen oorlog en rampspoed heerst. Waar men ploegen smeedt in plaats van wapens.

Leven onder de mensen is een boeiend gebeuren. Vooral wanneer de weg niet door anderen wordt uitgestippeld. Wanneer men geen ‘identiteit’ opgedrongen krijgt en niet ingelijfd wordt in ‘één der strijdende kampen’.
Mijn ouders hebben mij geen geëffend pad voorgeschreven. Ik heb mijn eigen pad mogen gaan. En dat doe ik nog steeds, stap na stap, dag na dag.Net zoals ik mijn taal dagelijks ontwikkel, woord na woord, ont­moeting na ontmoeting. Het is een prachtige taal, ik heb haar lief, zij is één der miljoenen talen. Een prachtige taal om mee te werken, te beminnen, te voelen en te vloeken. Het is ‘Mijn Vlaams’. Het is de taal die maakt dat ik Vlaming ben, de taal waarin ik meestal denk. Zij is mijn rijkdom en mijn beperktheid.

José Vandenbroucke

 

De Gazet