Thuis… Familie… Buren… Soap?

Bij Linda Dedeurwaerder brengt de nieuwe buur een hele wereld binnen.

Een buurman. Een nieuwe dan nog. Aangekondigd door de eige­naar als jongeman van eenentwintig. Huurman dus. Hm, op die leeftijd alleen gaan wonen? Zal wel geen Vlaamse pamperboy zijn. Een Poolse of Roemeense bouwvakker? Die hokken meestal samen in een woning van hun opdrachtgever, dus nee.

Ik heb niet de gewoonte om nieuwe buren met een taartje te ver­welkomen, dus duurde het wel een tijdje eer ik hem te spreken kreeg. Dan nog via een andere buur die net wèl iedereen aan­spreekt die zich ook maar in de buurt van ons appartementsblok beweegt, al was het een hond met een hoedje op. Buurman bleek over een brommer te beschikken en ik over een garage met ruimte zat. De afspraak werd snel gemaakt dat hij, net als een andere buur, zijn brommer in mijn garage mocht stallen. Simple comme bonjour.

Wie hij nu precies was, kwam in stukjes en brokjes. Op momen­ten dat hij aanbelde voor hulp met een of ander document, zoals daar zijn een Aangifteformulier Belastingen. Mijn pen lag al klaar om het met zijn gegevens in te vullen, toen na inlog­gen bleek dat de aangifte al online was ingediend. Ah ja, in het CAW had iemand dat gedaan, maar… wat was er dan precies gebeurd en waarom kreeg hij dat formulier dan nog eens met de post? Een woordje uitleg had er in het strakke tijdschema van de onderbemande dienst wellicht niet afgekund. En Ulfat had wel redenen genoeg om wakker te liggen van wat men met zijn zorg­vuldig opgespaarde loon van plan was te doen.

Collateral damage

Ulfat kwam op 17-jarige leeftijd in België aan. Na een duizen­den kilometerslange zwerftocht vanuit Afghanistan, opgejaagd, verloren, vernederd, uitgeput. Drie jaar onderweg. Waarom hier? Het kon evengoed een ander Europees land geworden zijn. Zijn weg leidde naar Brussel, dat was het.

Zijn thuisland had hij achtergelaten met, op zijn zachtst gezegd, gemengde gevoelens. Er waren de gruwelijkheden ten tijde van de ‘militaire aanwezigheid’ van de Amerikanen tussen 2001 en 2021. Ulfat, geboren in 2002, heeft nooit iets anders geweten. Vrouwen en kinderen werden ’s nachts uit hun huizen gehaald, want de wijk zou gebombardeerd worden omwille van enkele ondergedoken Talibanstrijders. Onnodig te vermelden dat de ‘col­lateral damage’, lees het aantal burgerslachtoffers, niet gering was. Tiens, doet dit alles geen belletje rinkelen?

Zijn eigen oudere broer sloot zich aan bij een van de talloze mili­ties, opgeleid door Amerika om diezelfde strijd tegen de Taliban te voeren. Voor Afghaanse jongeren ‘een mooie job’. Toen na twee decennia duidelijk werd dat het een uitzichtloze situatie zou wor­den, begonnen de Amerikanen aan hun vaandelvlucht en was het voor diezelfde jongeren vluchten voor hun leven. Ulfat weet nog steeds niet wat er van zijn broer is geworden.

Maar het allerergste moest nog komen. De vader van Ulfat werd voor zijn ogen vermoord door de Taliban. ‘Met een kalasjnikov’, voegt hij er steeds aan toe. Alsof hij de meedogenloosheid ervan nog wil benadrukken. Deze familie, met nog twee resterende zonen, zou voortaan hun doelwit blijven. Vrouwen en kinde­ren lieten ze ongemoeid, maar Ulfat was stilaan al een jonge tiener, en moest dus op de vlucht als hij niet wilde eindigen als zelfmoordterrorist.

Versmeten gelijk ne zak patatten

Zijn moeder bleef achter, samen met een broertje van negen. Ulfat werd vooruitgestuurd om hopelijk ook tijdig zijn broer een veilig onderkomen te kunnen bezorgen. Wat een taak op de schouders van een prille tiener! Enkel gewapend met een telefoon, wat geld en de kennis van zijn eigen taal. Zijn enige schaarse opleiding was die in een Koranschool, vermits schoollopen te gevaarlijk was geweest onder de dreiging van bom­bardementen. Dus moest hij zich onderweg maar behelpen met het proberen te communiceren en overleven zo goed en zo kwaad als maar kon, zo goed als analfabeet ook wel.

Eens in België werd hij naar een asielcentrum in Luik gestuurd, de nieuwe taal werd dus Frans. Hij kreeg er ook een voogd toege­wezen. Na een hele tijd en de goedkeuring van zijn dossier werd het plots Vlaanderen. Daar zal wel een reden achter zitten, maar hij kent die alvast niet. Een communautaire kwestie? Het zou me niet verbazen. Versmeten gelijk ne zak patatten kan je ’t ook wel noemen… Allez hop, er kon nog wel een nieuwe taal bij, het zou zowaar een rasechte Vlaamse talenknobbel worden.

Alsof dat nog niet genoeg was, stierf zijn moeder in het coro­najaar aan dat verdomde virus. Alle pogingen om zijn broertje ook naar hier te krijgen strandden op een schouderophalen van de ambtenaren bij de Dienst Vreemdelingenzaken. Afwachten, meer zat er niet op. Hun pro-Deoadvocaten zouden het dossier behartigen, maar die konden ook niets beloven want o ja, er was toch nog een oudere zus in het thuisland? Die was wel gehuwd, maar die kon toch zeker voor haar broertje zorgen? Iedereen die wel eens een docu of film gezien heeft uit Afghanistan of Pakistan (zoals Joyland, vorig jaar nog in Budascoop) weet dat zoiets ondenkbaar is. Een vrouw huwt in, in de schoonfamilie, en verbreekt op die manier alle banden met haar eigen familie. Je kan daarvan denken wat je wil, dat onmenselijk of onrecht­vaardig vinden, maar vanuit de Dienst Vreemdelingenzaken ga je dat niet veranderen. Het is een realiteit waar zelfs Ulfat in al zijn hopeloosheid zich geen vragen bij stelt. De Belgische overheid heeft er geen oren naar en redeneert… Belgisch.

Hoop doet leven, zeggen wij wel eens.
Ik denk dat ik nog nooit mensen heb ontmoet voor wie dat zo letterlijk een feit is.

Na een paar jaar brak een oorlog iets dichter bij huis uit, en klonk het: ‘Mensen uit Oekraïne hebben nu even voorrang, sorry.’ De ellende hield niet op… Meer en meer kwam Ulfat langs met zijn noodkreet. Het moment waarop zijn broer acht­tien en hier dus meerderjarig zou worden, begon te naderen. Ook hij begreep dat ze het dan wel definitief konden schudden. Of ik misschien een goede advocaat kende, liefst gespecialiseerd in vreemdelingenrecht? Hij kon en zou ervoor betalen, hij heeft immers vast ploegenwerk en deliveroot daarnaast nog. Ik mailde er enkele op goed geluk en advies van Google, maar helaas. Het ging zover dat zijn neerslachtigheid hem leidde tot de gedachte van terugkeren naar zijn land. Op reëel gevaar van zijn leven en dat van zijn broer wilde hij dan nog liever samen zijn met hem dan dat hij hem moest achterlaten. Verantwoordelijkheid is voor hem echt geen hol begrip.

Goeie plekken

De oplossing waar hijzelf noodgedwongen voor had gekozen, drong zich op. Ulfat zou zijn zuur verdiende spaarcenten – dui­zenden euro’s – opsturen zodat zijn broer een tussenpersoon kon zoeken die hem over de grens zou smokkelen. Het moest dan maar zo. Veel gevaarlijker dan wachten op papieren die wellicht nooit zouden komen. Zijn eigen toekomst (‘een huisje kopen, iemand zoeken om mee te trouwen, …’) was nu even van minder belang. Ik luisterde naar zijn plan en kon niets anders dan ver­twijfeld hopen dat dit goed zou komen.

Ik hoorde er een tijdje niets meer van, tot… het gezicht van Ulfat al iets opklaarde met het nieuws dat zijn broer de grens was over geraakt, en zich al in Rusland bevond. Het zou voor een tijd zijn tussenstation worden. De lente zou bladeren aan de bomen doen groeien, en meteen een vluchtweg door de bossen mogelijk maken. Na een zwerftocht richting Wit-Rusland was de grens met Polen de plek om Europa binnen te geraken. Iedereen wist de goeie plekken zijn. Ook de grenswachters.
In mei was het dan eindelijk zover. Het verlossende telefoontje vanuit de bevoegde dienst in Brussel: je broer staat hier bij ons. Zwaargewond aan hoofd en been, voorste tanden kapot, ‘van de grenspolitie’ en ‘van de jungle’.
Nu nog (jaren) wachten tot alle papieren in orde komen, maar ondertussen al ingeschreven in een OKAN klas en voor de inbur­geringscursus, en een geregistreerd onderkomen gekregen bij grote broer. Die vanzelfsprekend een attest ‘model 2’ nodig heeft. Yep! Daar ging mijn deurbel weer… Een uittreksel uit het strafre­gister om te mogen omgaan met minderjarigen. ‘In België altijd veel attesten nodig’, was zijn laconieke reactie.

Zal de jongeman mogen blijven? Dat is verre van zeker. Nu klinkt het: ‘Daar is toch geen oorlog meer?’ Een klein en een streng beoordeeld groot interview zullen over zijn lot beslissen. Hoop doet leven, zeggen wij wel eens. Ik denk dat ik nog nooit mensen heb ontmoet voor wie dat zo letterlijk een feit is.

Linda Dedeurwaerder

De Gazet