Track and Trace
Met Heroen Bollaert, Lize Rubens, Bernard Noffels, Seabert Delbarre en William Moulin en Linda Dejonghe blikken we terug op hun deelname aan het fotofestival Track and Trace.
Midden een cultureel no mans’ land vond in het voorjaar in Kortrijk het fotofestival Track and Trace plaats, met een mix van internationaal, nationaal en lokaal werk. Voor dat laatste sloegen verschillende liefhebbersfotografen de hand aan hun toestel bij evenveel sociale en culturele organisaties. Ook de Unie nam een aantal van hen onder de vleugels. Op versoepeldag woensdag 9 juni zagen ze elkaar voor het eerst terug.
Het is mooi weer, en intussen mogen alweer wat meer mensen elkaar ontmoeten. Heroen Bollaert, die het project bij de Unie begeleidde samen met Lize Rubens, een van de curatoren van het festival, heeft voor taart gezorgd. Schuiven mee aan: Bernard Noffels, William Moulin en Linda Dejonghe, en Seabert Delbarre; Kathleen Gheysen fotografeerde mee maar kon er die middag niet bij zijn.
Vanwaar het idee om een fotofestival aan lokaal werk op te hangen?
“Na Sinksen 2019 werd mij gevraagd om een team van curatoren samen te stellen om ‘iets’ te doen met fotografie in Kortrijk”, vertelt Lize. “Er was namelijk gesuggereerd dat er in de stad veel amateurfotografen zijn, in fotoclubs maar bijvoorbeeld ook bij Vormingplus (nu Avansa, nvdr), de kunstacademie of het centrum voor volwassenonderwijs. We hebben de vraag uitgewerkt met het cultuurbeleid van de stad in het achterhoofd, dat ook op participatie inzet. We wilden met fotografie, een laagdrempelig medium, een brug maken naar verschillende organisaties in de stad die actief zijn rond cultuur en welzijn. Toen aan het project een budget werd gekoppeld, en daarmee ook verwachtingen naar bezoekersaantallen en zo, is rond het basisidee rond de lokale fotografie ook een Belgisch en internationaal luik ontwikkeld. Maar uiteindelijk is de gedragenheid door de lokale fotografen een duidelijke plus geweest voor het hele project.”
Die locals kwamen dus terecht bij een dertiental Kortrijkse organisaties, waaronder de Unie. Bij William Moulin en Linda Dejonghe gebeurde dat via hun fotoclub Pixel. William: “Onze fotoclub telt een twintigtal leden waarvan ongeveer de helft heeft meegedaan. We konden zelf kiezen bij welke organisatie we aan de slag zouden gaan. Ik had de Unie in mijn achterhoofd omdat ik de organisatie ken en wist dat ze een zaal hebben waar ik misschien wel iets in kon doen.” Seabert maakt al een tijdje deel uit van de Zorgelozen: “Ik deed fotografie als hobby, maar had daar nog nooit echt iets mee gedaan. Toen Heroen me voor dit project vroeg, was ik wel geïnteresseerd. Ik had toch niets te doen. En al zeker niet toen het lockdown was. Het was een beetje het ideale moment.” Bernard volgde een masterclass fotografie in het centrum voor volwassenonderwijs. “Een van onze opdrachten konden we uitwerken in het kader van Track and Trace en we konden onze voorkeur geven bij welke organisaties we dit wilden doen. Ik had de Unie op één gezet omdat ik dat een beetje ken en dat sprak mij wel aan.”
Groepsportretten
“Ons voorstel voor Track and Trace was om met de fotografen die bij ons aan de slag zouden gaan, groepsportretten te maken, van de Zorgelozen maar ook van de vrijwilligers bij organisaties waar de Unie vaak mee samenwerkt”, vertelt Heroen. “William zou de zorgeloze kookploeg portretteren, Seabert zou langs gaan bij Stal13, Bernard zou naar de voedselbedeling trekken en samen zouden we ook naar Poverello gaan.” “De bedoeling was dat we eerst een beetje in de organisatie zouden meedraaien en de mensen wat leren kennen”, zegt Bernard, “niet dat we zomaar zouden toekomen en foto’s beginnen nemen.” “Ja, we wilden geen fotografen in die organisaties dumpen om er een reportage te maken”, vult Lize aan, “of we wilden ook niet gewoon gratis fotografen leveren voor een reportage voor hun boekske. We wilden net uitzoeken hoe fotografie tot betrokkenheid kan leiden.” Dus kwam William verschillende keren helpen met de kookploeg van de Unie – groenten snijden, mensen leren kennen, … tot het niet meer kon: want toen was daar corona en de eerste lockdown, viel het sociale leven stil en verdween het opzet ‘groepsportret’ van tafel.
In een gezamenlijke brainstorm werd een nieuwe insteek gezocht. “Ik ben redelijk rap overgeschakeld naar het thema corona”, vertelt Seabert. “Dat was veel in het nieuws, ik wou daar iets rond doen, maar niet te serieus, het was al serieus genoeg.” Bernard: “Toen het project in de voedselbedeling niet doorging, hebben we nagedacht hoe we het delen van voedsel op een andere manier konden verbeelden. We kwamen op het idee om iets met handen te doen en daaruit is mijn fotoreeks ontstaan. Vier foto’s, in zwart-wit, omdat ik dat sprekender vond.” William en Linda werkten een idee uit waarbij gefotografeerde individuen zichzelf konden zien in een spiegel en zelf op het goede moment konden afdrukken. “Naargelang de persoon hebben we daar ook wat kledij en attributen bij betrokken die we vonden bij de Unie”, zegt Linda. “We hebben met Boulanouar en Caroline gewerkt. Jammer dat we niet met meer mensen van de Unie konden werken, het mocht niet.”
In Zoom
In de loop van het werkproces kwamen de fotografen regelmatig samen met Heroen en Lize om hun werk te bespreken, vaak via Zoom. “Dat was heel interessant”, zegt Bernard. “Iedereen zit op een bepaald moment wel een beetje in de knoop, en dan konden we mekaar aanvullen en inspireren.” “Maar de feedback die van mekaar kwam, was misschien wat braaf”, merkt Heroen op. “Lize haar commentaar als lesgever en professionele fotograaf was wel cruciaal.” “Dat was ook mijn rol”, zegt Lize. “Ik ben, net als de andere curatoren, ook leerkracht. We zijn het gewoon om zo’n feedback te geven. We willen de fotografen een kans bieden om te groeien en dat kan je niet doen als je af en toe niet streng durft te zijn.” “Er was dus af en toe wel wat druk om de lat een beetje hoger te leggen”, beaamt Linda, “maar die druk kennen we omdat we ook naar de academie gaan, we zijn dat gewoon als het niet direct goed is.” “En Lize formuleerde dat meestal als een vraag”, zegt Bernard. “Heb je daaraan gedacht, zou je dat zo of zo benaderen ? Zo leer je een beetje anders denken. Dat is toch een verschil met de manier waarop men in fotoclubs dikwijls elkaars werk beoordeelt, waar men zich vaak van dubieuze artistieke verklaringen bedient, of men beoordeelt een stijl en geen inhoud of boodschap.” William: “Of men beoordeelt niet de foto maar de fotograaf.” Ook Seabert stak een en ander op. “Vóór Track and Trace kende ik zo een beetje de basisdingen, maar uit het project heb ik nuttige dingen gehaald, technische maar ook andere. Bijvoorbeeld waarom een foto die ik probeerde te nemen uit één hoek op niets trok, terwijl hij wel goed was als ik die opnieuw nam vanuit een andere hoek.”
Kruimels
Vanuit de Unie begeleidde Heroen niet alleen de fotografen, hij leverde zelf als fotograaf ook een bijdrage. Lize: “Er waren twee stadsfestivals in dezelfde periode. Naast Track and Trace was er ook Memento Woordfestival. Omdat er een inhoudelijke link was – het thema van Memento was ‘Verdwalen’ en ons thema was ‘Track and Trace’ – wilden we ook voor een gezamenlijk project gaan. We wilden fotografie en woord laten samenkomen ter hoogte van de verlaagde Leieboorden, waar beide projecten elkaar ook fysiek kruisten. Ik wist dat Heroen ook graag als fotograaf een bijdrage wou leveren aan het project en vroeg hem om die foto’s te nemen.” “Het idee was om met letterzetter Sien Demuynck op pad te gaan”, vertelt Heroen. “We lieten ons verdwalen in Kortrijk, ik nam foto’s van interessante plekken die we tegenkwamen en op basis van die foto’s en haar herinneringen aan die plekken schreef Sien teksten voor erbij. Ik vond dat een inspirerende en voor mij nieuwe werkmethode.”
Hun werk kreeg een plek aan de verlaagde Leieboorden, onder de toepasselijke titel Kruimels. Ook de andere werken van de lokale fotografen vonden een plek in de publieke ruimte, verstrooid over de stad. Lize: “De presentatie van het lokaal project moest laagdrempelig zijn. Door de werken op verschillende plaatsen in de stad te presenteren wilden we ze als het ware terugschenken aan de stad, zonder de drempel om een reservatie te maken of een museum binnen te gaan.”
Zou het ook interessant kunnen zijn om de lokale werken in dialoog te laten gaan met de meer professionele werken ?
“Het mengen van werk kun je waarmaken als je al iets bewezen hebt”, denkt Lize. “Maar dit was pas de eerste editie van dit fotofestival en we zijn jonge curatoren die nog weinig grote tentoonstellingen op onze cv hebben staan. Wij kunnen niet naar Bieke Depoorter stappen en zeggen, we zouden graag je werk presenteren en we hebben wat fotoclubs en we gaan die hun werken erbij hangen.” (aarzelt) “Er is nog altijd een verschil tussen liefhebbers en professionele fotografen. Dit sluit niet uit dat er in een thematische tentoonstelling een combinatie zou gemaakt kunnen worden. Wie weet in een volgende editie ?”
interview Joon Bilcke