Waar de sterre bleef stille staan
Ivan Basyn
Ik wandelde naar mijn geliefkoosde kroeg; een beetje troost, voor zover ik de geschikte persoon was om die te geven, kon ze wel gebruiken. Ook zij had een brief gekregen dat ze op de af braaklijst stond. Net als zo velen voor haar en nog zo velen die zouden komen.
Er wordt mij ingefluisterd dat de toekomst aan de toekomst is en niet aan het verleden. Het is waar, maar ik merk terloops dat ik slenter, mijn voeten slepen waar ze eens dansend over de plaveien huppelden.
Binnen zit zoals verwacht de verzameling te-vroeggestorvenen. Wij trokken eertijds samen feestelijk en luidruchtig van huwelijksfeest naar huwelijksfeest. Waren bij de onvermijdelijke geboortes discreter in onze vragen en beperkten ons liever tot de klassiekers omtrent lengte en gewicht en benoemden ze allen tot schoonste kind van het jaar. Refererend naar onze steeds aanwezige dorst en de kleine glaasjes vroegen we ook ‘of hij goed dronk’. En mijn goede vriend Jan vroeg eens bloedserieus ‘of hij al genoeg opening had’. Toentertijd werd informatie vooral in de sferen van donker gefluister verzameld.
Aan onze tafel, onze tafel want reeds honderden jaren deelden wij de kerven die in onze ziel gesneden waren, aan dezelfde tafel die zo onze tafel geworden was. Wij waren nog uit de tijd dat gevoelens niet getoond werden. Er werd enkel een formule uitgesproken en krachtig de hand geschud. En een mes sneed diep in ons hart en er was geen bloed. Tijden en zeden veranderden. Plots moest je als man huilen en je hart uitstorten. De kerven in je hart bleven even diep snijden en even bloedeloos bloeden. De pijn was des te harder want hij kon, nee, hij moest veruitwendigd worden. En steeds maar weer herhaald, tot het litteken duidelijk genoeg was.
De kinderen kregen geen petsen meer rond hun oren bij al dan niet echt uitgevoerde deugnieterijen. Ze mochten in plaats van ‘eten wat de tafel kookt’ nu zelf het menu bepalen. Ze hadden inspraak, zelfs in die mate dat er enkel met hun mening rekening werd gehouden. Informatie was niet meer nodig en werd in absolute nood uit hun smartphone gehaald. Dat er in die doos veel zichzelf tegensprekende informatie zat, was van geen belang.
We waren het met elkaar eens: al eeuwen leek de wereld op niets meer. Het was ermee gedaan. Weldra zou ook ik het café niet meer verlaten en opgenomen worden in de wereld waarin er steeds mistslierten en zwarte krijsende vogels aanwezig waren. Het café was leeg, het bestond zelfs niet eens, dat weet zelfs een schim als ik. En op de grond liggen er bladeren die gans het jaar door de kleuren hebben alsof ze pas van de boom zijn gevallen. Wij zweven langs de straten, ongezien. We kijken in de winkelruiten naar speelgoed en de nieuwste modecollectie. We zoeken ons spiegelbeeld niet op want we weten dat we er geen hebben. We nemen de bus en het kan niemand wat schelen of wij betaald hebben of niet. Wij zijn de onaantastbaren, erger nog, niemand heeft de minste zin ons aan te raken. We stinken. Wij zijn zelf stank geworden.
Waar we ook komen, ons kreunend van de pijn neerzetten, waar we ons voor eeuwig willen neervlijen, niemand zal ons storen door een vraag te stellen of gewoon te praten met ons. Nog een kwartier of een halfuur of een uur naar huis. Naar huis, niet naar thuis. Dat is al lang verdwenen. Steen per steen verdwenen door de mokerslagen van het lot. Dikwijls waren we zelf het lot of bestuurden we de kraan die met grote tanden grote happen weg beet. Tot er geen thuis of huis meer was.
Ik lees in de krant enkel nog de doodsberichten. Samen met de herinneringen begraaf ik mijn dode vrienden; stuk per stuk. Tot er iemand een schaar zal nemen en met enkele ferme uithalen mij uit de krant zal wegknippen. Een gat achterlatend, een niets.All is lonelyness en buiten is het zwart. Het zijn feestdagen. Toeters en bellen, kopen en krijgen. En dan komt het Licht.
Ivan Basyn