WIE IS ER BANG VAN HET ALTERNATIEF?
In de weken voorafgaand aan de gemeenteraadsverkiezingen gaan we de boer op met onze voorstelling Vijand van het volk, een voorstelling die doet nadenken over macht en verantwoordelijkheid in een (klein)stedelijke context, waar bestuurders nog vaak te midden van het volk staan. Theatercriticus Wouter Hillaert maakte over Vijand van het volk alvast deze beschouwing.
Wie is er bang van het alternatief?
De geschiedenis veranderen, daar dromen dit seizoen – vijftig jaar na mei ‘68 – opvallend veel personages van. Die droom ook waarmaken is een ander paar mouwen. Nochtans is het in theater simpel: herschrijf de vaste plot. Zo gaat Vijand van het volk ineens niet langer over een dromer die vermalen wordt door het systeem, maar over politieke vernieuwing. De perfecte smaakmaker voor de lokale verkiezingen.
‘Relaties en de samenleving, ze zijn even raar geregeld’, zo vat burgemeester Hendrik het stuk samen. Wat dat betreft volgde Henrik Ibsen in 1882 de ongeschreven regel voor zowat elke tragedie: laat de oplopende spanningen tussen enkele nauwe familieleden ontploffen tot een zaak van nationaal belang.
In Ibsens Vijand van het volk zijn het twee broers die met elkaar in de clinch gaan. De een is de geslaagde ‘steunpilaar van de maatschappij’ uit veel van zijn stukken: burgemeester Peter Stockmann leidt zijn stad met vaste hand. De ander, Thomas Stockmann, is als dokter en wetenschapper verbonden aan het toeristische pareltje van de stad: haar gezondheidsbaden. Hoewel beiden uit hetzelfde nest komen, is hun karakter – for the sake of drama – heel verschillend. Peter is de realpoliticus voor wie een gezonde winsteconomie voorgaat op al de rest, terwijl Thomas getekend wordt als de bijwijlen blinde idealist, voor wie ‘gezond’ in de eerste plaats een puur menselijke kwestie is. Inzet van hun strijd wordt Thomas’ ontdekking dat het water van de baden vervuild is en dus de volksgezondheid bedreigt. De baden sluiten en zo ook de stedelijke inkomsten droogleggen? Of dat stinkende putje stiekem toedekken om het toerisme te vrijwaren?
Economie versus ecologie
Het is geen toeval dat Vijand van het volk de jongste jaren ook al opgevoerd is door de Queeste (nu Het nieuwstedelijk), de grote Duitse regisseur Thomas Ostermeier en – in Nederland – Sarah Moeremans. De spanning in het stuk is nu eenmaal dé frictie van deze tijd: economie versus ecologie. Geven we een bos op voor een nagelnieuw industriepark? Riskeren we onze concurrentiepositie om grote bedrijven strenge CO2-beperkingen op te leggen? Sluiten we onze kerncentrales als we daarmee de aandeelhouders van Electrabel op de kast jagen?
Draadje voor draadje legt Ibsen het bredere politieke machtsspel rond deze vraagstukken bloot. Hij schetst hoe de lokale krant eerst garen wil spinnen bij de onthulling, maar dan toch van kamp wisselt. Hoe fabriekseigenaar (en schoonvader) Morten Kiil zijn betrokkenheid bij de vervuiling veiligstelt door aandelen op te kopen en Stockmanns gezin droog te leggen. Hoe ook de burgemeester zijn autoritaire positie steeds leper gaat misbruiken om zijn broer te isoleren. Al die blokkades doen de dokter-klokkenluider alleen maar sterker volharden in zijn nobel streven, zelfs als hij daarmee de toekomst van zijn kinderen riskeert. Vijand van het volk is het relaas van zijn radicalisering: de maatschappelijke vereenzaming van de principieel, het hoge persoonlijke kostenplaatje van verzet. Van Antigone tot Assange: wie zich solo verzet tegen het systeem, valt uiteindelijk alleen. Bij Ibsen eindigt dokter Stockmann zoals Oedipus bij Sofocles: als klassieke banneling. Het is de plot van eeuwen. Vijf acten volstaan om van uitdager te verglijden tot tragische held. Uiteindelijk wint in het burgerlijke drama altijd de burgerlijke orde.
Het ziekbed van de particratie
Alleen al daarom is de setting van Vijand van het volk van auteur-regisseur Geert Six zo verrassend: een ziekenhuiskamer waarin niet de uitdager onder het mes gaat, maar wel de burgemeester zelf aan het infuus ligt. Wie is hier precies de vijand van het volk? Six heeft Ibsen niet alleen sterk geactualiseerd, maar er zelfs een heel nieuw stuk van gemaakt. In onvervalst West-Vlaams.
Niet de radicaal staat centraal, wel het systeem zelf. Het ziekbed waarop burgemeester Hendrik bekomt van een inzinking, en waarrond de hele voorstelling zich afspeelt, is het bedje waarin de westerse democratie zelf ziek is. Hoestend en proestend ontwaakt Hendrik bij aanvang uit zijn dip, om zich meteen weer naar het hart te grijpen als zijn smartphone overloopt met berichten op sociale media over de mogelijke vervuiling van zijn lang verwachte wellnesscenter, gefinancierd door Chinese investeerders (remember Eandis). Zijn broer Karel heeft zijn rapport daarover prijsgegeven aan de jonge progressieve journaliste Saskia, die er morgen ook mee zal uitpakken op de voorpagina van de krant. Da’s al een eerste verschil met de tijd van Ibsen: de media zijn leidend geworden, in plaats van volgend. En de sociale media zijn nu van iedereen. Dat maakt ook van ‘burgers’ niet langer louter ‘de steunpilaren van de maatschappij’, maar nu ‘elk lid van de democratie’.
Vanzelf gaat ook de spanning in deze Vijand van het volk breder dan economie versus ecologie: Six zet de smalle top van de macht af tegen de brede basis van de samenleving. Tegenhanger van de burgemeester is hier nog maar half zijn broer, en veeleer de burgerbeweging (‘da geitenwollensokkenlegertje’) die later in het stuk de frauduleuze praktijken achter het wellness-project zal blootleggen. Dat is namelijk via de schoonvader van Karel mee gerealiseerd met witgewassen bloeddiamanten uit Afrika, ingeboekt als donaties van Artsen Zonder Grenzen. Da’s nog een verschil met de tijd van Ibsen: het lijkt lokale politiek, maar het heeft nu wereldwijde vertakkingen. Vijand van het volk schetst de kleine gemeente als slechts één trekpop in een mondiale poppenkast.
De sleutels van de stad
Het maakt de sleutelvraag onder Geert Six’ bewerking des te spannender: durven we nog wel geloven in verandering? De maatschappelijke analyse die hij door zijn stuk weeft, focust zich op een politiek universum waarvan het mooie publieke discours rond ons algemeen belang van binnenuit wordt aangevreten door gekonkelfoes, machtskleverij, corruptie, duistere economische belangen en een algemeen neerbuigende houding jegens de gewone man. Samusocial, Publipart, Optima, immobiliëndeals allerhande: allemaal dansen ze mee op de achtergrond, terwijl burgemeester Hendrik zich op de voorgrond onaantastbaar waant in zijn omgang met pers, wetenschap, politieke mede- en tegenstanders, plus de vrouw met de pet: schoonmaakster Rita, die als onvervalste kommeere annex commentator de rol van klassiek koor op zich neemt. Zij is tegen de vreemden, tegen tsjoolders en profiteurs, tegen haar eigen zoon Dries die de burgerbeweging leidt, maar wel vóór de burgemeester die ineens op haar ziekenhuisgang ligt, omdat hij nu eenmaal de macht heeft en haar eigen zelf beeld van hardwerkende Vlaming kwadrateert. Als dat de volksaard is, durven we dan nog geloven in verandering?
Het linkse buikgevoel van vandaag rommelt ‘nee’. En ‘nee’ is ook het antwoord van de klassieke plot: de uitdager zal altijd in het stof bijten van de bestaande orde. Alleen zegt Geert Six volmondig ‘ja!’
Anders dan Ibsen zet hij niet de dokter, maar de burgemeester in de rollercoaster van tragische held. Zo groot diens autoriteit, zo plots zal zijn lot keren. Rita keert haar zwabber, partijgenoot en protégé Chloé stapt eruit, en zelfs zijn eigen moeder Alida slaat in een hilarische scène twee bossen rozen op zijn kop aan snippers. Hendrik zat al de hele tijd in zijn peignoir, maar eindigt helemaal in zijn blootje. Hij reageert zoals Macbeth of Richard II aan het slot van hun steile opgang: gillend in de leegte, eenzaam ijlend op zijn bed. ‘Het gepeupel krijgt de sleutels niet van de stad! De sleutels, waar zijn de sleutels? Ik moet de poorten sluiten!’ De radicaal blijkt hijzelf, tegen alles en iedereen in vasthoudend aan de macht. De eerbare afgang die zijn omgeving hem nog aanbiedt, kiest hij niet. Dat laatste achterpoortje weigert hij. Stijf rechtop zal de burgemeester breken. En met hem de hele politiek-oude stijl. In de coulissen staat de burgerbeweging klaar om de lokale democratie over te nemen.
Armworstelen met de ondergang
Net in die snelle ommezwaai voel je hoe dwingend de klassieke plot weerstaat aan elk voluntarisme van een auteur-bewerker die liever hoop wil bieden dan de tragische katharsis van de wanhoop. Terwijl zowel acteurs als personages tot dat moment heel uitgebalanceerd hun retoriek tegen elkaar hebben uitgespeeld – met menselijke overwegingen voor en tegen verzet en verandering – neemt aan het slot ineens de plot het over van de personages, met snelle en psychologisch weinig gefundeerde transformaties bij schoonmaakster Rita, moeder Alida of Karels echtgenote Anouk, de stem van de voorzichtigheid. Stijn Devillé botste op precies dezelfde knoop in zijn politieke drama Hoop bij Het nieuwstedelijk: een hele voorstelling wil je als auteur alle verschillende ideologische perspectieven eerlijk en genuanceerd tegen elkaar afzetten, maar tegen het einde moeten ze allemaal tegelijk door één fuik. Naar een lichtgevende horizon, een gesterkt geloof in de goede afloop. Het ritme stokt, de roffel van de climax neemt het over van alle melodieën, en achter de schrille zwanenzang van de held klinkt de finale verdacht unisono. Positivisme op toneel voelt zelden overtuigend.
Of ligt het gewoon aan ons? Misschien kunnen we dat gesterkte geloof in eigen kunnen gewoon niet aan? Een klassiek drama waar ver boven onze individuele vermogens het eeuwige (nood)lot zegeviert, is zoveel makkelijker om je als ‘burger’ in te wentelen. Eeuwen van klassiek drama zitten zo hard ingebakken in ons culturele geheugen dat elk alternatief voor de vaste viool van de ondergang vanzelf vals gaat klinken. Misschien is dat de allereerste verandering die op toneel bevochten moet worden? Het duister tussen onze oren?
Vijand van het volk is meer dan een armworsteling met gemeentepolitiek oude stijl. Het kiest het genre van het politieke drama om het genre zelf te tillen. Net in die vormelijke verandering is het mogelijk nog politieker dan in zijn eigenlijke verhaal. Op gevaar van voorspelbare verwijten als ‘naïef’ en ‘moralistisch’ kiest het rigoureus de kant van de basis, van het volk, van het koor. ‘Hendrik’, zegt Anouk op het eind tegen haar schoonbroer, ‘het volk wil een herte dat groeit in plaatse van allene maar ne portemonnee die wint, hé’.
Adem gewonnen
De klassieke plot mag dan wel voor dramaturgische manco’s zorgen, hij doet de Unie der Zorgelozen vooral veel deugd. Ibsen biedt Six een helder kaderverhaal, terwijl Six’ eigen teksten – hoe volks ook qua setting, in het parochiecafé of op de kermis – vaak eerder statische en soms zelfs abstracte beschouwingen zijn, waarvan de metaforiek al eens de urgentie durft te overvleugelen. Personages worden hier uit die pratende en archetypische stillevens gehaald om in de stroom van een verhaal aan adem te winnen. Ze zijn in deze voorstelling deel van hun historie, in plaats van erop terug te kijken. Ook Six’ acht spelers, geen van hen professioneel actief, hebben daar genot van. De variatie in hun stemvoering – anders vaak één volumineus debiet van mededelingen – harmonieert met de nuance van hun dialogen zelf. Van ratelen gaat het naar weifelen of fluisteren en weer terug, maar het zijn altijd gesprekken die ze voeren, geen opvoeringen die ze doen. Zeker Jan Vanaudenaerde, burgervader Hendrik, bespeelt met bezadigde autoriteit alle registers die elke nieuwe opponent aan zijn bed van hem vraagt. Goeie toneelspeler, die Hendrik. Zijn opponenten hoeven evenwel niet voor hem onder te doen. In het slipstream van de bescheiden Karel (Filip Vanderbeke) groeien ze allemaal in hun rol. De rol die van hen vergt dat ze niet nodeloos blijven aanschoppen tegen het noodlot dat een ander voor hen heeft uitgetekend, maar dat ze zelf het laken naar zich toetrekken. En verantwoordelijkheid nemen.
Eén grote yes!
Ja, verandering is mogelijk. Dat is de boodschap die Vijand van het volk in zijn preverkiezingstournee door Vlaanderen wil uitdragen. Er zijn er nog die het zeggen, die er zelfs hun slogan van hebben gemaakt, ter linker- en ter rechterzijde. Maar het zijn voorstellingen als deze die het ook werkelijk doen voelen. Omdat ze niet alleen de achterliggende structuren tastbaar maken, maar vooral de rol van elk menselijk individu in het licht stellen – en daarop ook elke toeschouwer aanspreken. Dokter Karel is daar wellicht het beste voorbeeld van. Moet hij de vuile waarheid doorduwen tegen zijn broer, of mededogen tonen met diens verantwoordelijke positie en zo zijn eigen professie verraden? Het is dezelfde vraag waar de jonge politica Chloë op botst: trouw blijven aan haar roeping en staan waarvoor ze wil staan of collaboreren met het systeem om daar ook zelf een gezapig zitje in te bemachtigen? De verandering die deze voorstelling uitdraagt, begint bij strikt individuele keuzes. ‘Aan welke kant van de geschiedenis wil ik eindigen?’: dat is de grote vraag die elk personage hier in het klein voor zichzelf dient te beantwoorden. En misschien is dat wel de reden waarom het ineens zo snel kantelt op het eind: iedereen zegt vanuit zijn of haar menselijke binnenste ineens ‘ja’ voor dezelfde kant, tegen de ontsporingen van het systeem. Vijand van het volk is één grote ‘yes’.
Daarin ligt ook het grootste verschil met Ibsen én de grootste verdienste van deze productie. Ze biedt een positief antwoord op wat het is om oppositie te voeren. Oppositie tegen de klassieke dramatische plot. Oppositie tegen de dingen waarvan we weten dat ze verkeerd zitten. Oppositie, kortom, tegen het noodlot zelf. Niet door het te beklagen, maar door het te proberen keren, als een politieke constructie van simpele individuen. Vijand van het volk is geen ‘no’ tegen rechts, maar een ‘yes’ voor links. Daar kunnen we met velen nog wat van leren. En heel wat energie uit putten.